De klas van 2005

  • Henk Klöpping

    Zeer zeker, Kees. Ik denk dat wij, toen wij in 2005 kennis maakten, al ver voor de muziek opliepen in dit opzicht. Zo je weet maakten Lammert en ik ook veelvuldig gebruik van het Internet, presentaties, quizzes en ander digitaal geweld ||| 

    Waarbij overigens - ik vind dat dat ook zo hoort - over en weer van elkaars spullen gebruik werd gemaakt. Ik heb heel wat van jou presentaties benut, Kees.  En er is nog veel meer mogelijk (wat ik weet omdat ik op een heel ander vlak ook onderwijs verzorg) maar ik durf er maar amper over te beginnen, want zelfs iets eenvoudigs als een on-line agenda, rooster, curriculum en wat presentatietjes en documentjes geven al veel aanleiding tot kopschudden is me gebleken.

    Zeker als we meer modulair zouden gaan werken - dan komen er ook een vrij groot aantal theoretische blokken bij - zijn er mooie kansen voor MOOC achtige constructies. Of kijk eens naar Xerte, Moodle, Coursera etc. .. maar goed, zoals ik al zei..

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren
  • Henk Klöpping

    ouendag

    Ach, ik weet niet of de oplossing voor het vraagstuk van de hoge uitval onder jonge(re) leerling-molenaars nu wel is, om er dan maar meer te gaan werven, of om te gaan werven in een andere doelgroep, of om de intake-procedure te veranderen. Het blijft jammer, dat mensen enthousiast beginnen en vervolgens afhaken. Wellicht kan daar toch wat verbetering in worden gebracht. 

    Beste Karel, als je veel uitstroom krijgt moet je veel instroom realiseren. Verder zijn VMBO scholen deels juist op handwerk en ambacht gericht en basale vaardigheden zoals timmeren en lassen worden daar ook onderwezen.

    Jazeker, je moet je ook zorgen maken over de redenen voor uitstroom. Kees (Vanger) geeft ook al aan wat ik eerder al opmerkte: dat we een wat “stoffig” imago hebben (en dat komt niet door het meelstof). Verder blijkt vaak ook dat het romantische beeld van wat een molenaar doet nogal overtrokken is. Als ze bij mij de eerste keer een zeil voor moeten leggen in de stromende regen, terwijl het water ze bij de nek en mouwen instroomt, de vingertjes bijkant bevriezen en ze de slag maar niet goed krijgen om het zeil achter de klampjes te krijgen - dan is het toch wel even slikken. Of als blijkt dat je de slinger van de kruilier niet eens rond kunt krijgen, het leek toch zo makkelijk.. of als blijkt dat je in de gierende wind met de ijspegels aan de neus met losse handen de kerstversiering er uit moet snijden ..  en als je dan hoort dat je dat nog 150+ uren moet doen, terwijl je ook nog allerhande onderdelennamen uit de kop moet leren waarover de molenaars onder elkaar het soms al niet eens zijn. Afijn, zie de laatste Gilde brief waarin ook een rijtje argumenten stond om het helemaal niet zo leuk te vinden om molenaar te zijn.

    Overigens hebben we hier ook wel last van “uitstroom” gehad. Ik heb één leerling gehad die het fysiek niet trok, één die een hartkwaal had en één die het moeilijk had met onze aanpak. Dat laatste omdat het tempo hier hoog ligt: we doen in één jaar de hele theorie, we hebben geen winterstop - en dat is best pittig voor sommige leerlingen. Daar waarschuwen we ook altijd voor: je moet het willen en kunnen. Helder zijn over hoe je opleidt is ook een bepalende factor om uitstroom te voorkomen.

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren
  • karel

    =14px“Het lijkt mij daarom dat als eerste naar het waarom van het afhaken gekeken moet worden. Pas daarna kunnen er oplossingen die zoden aan de dijk kunnen zetten bedacht worden”

    Dat is precies wat we gaan doen.

    Bedankt allemaal voor je suggesties.

  • Henk Klöpping

    Oane schrijft “Ik lees hier namelijk wel constateringen maar niet het waarom van het afhaken.”

    Jawel toch? Ik beschreef volgens mij heel precies waarom bij ONS leerlingen uitstromen: iemand kon het fysiek niet aan, iemand anders bleek een hartkwaal te hebben, iemand vond onze methode niet prettig.

    Je schrijft verder “Naar mijn mening moeten jullie dan eerst het waarom te weten zien te komen voor dat er oplossingen bedacht gaan worden om het aantal molenaars op peil te houden of te verhogen. ” - Karel heeft aangegeven dat we hier bij het GVM onderzoek naar (gaan?) doen. Ik stel dat dat mooi en goed is maar ook dat we daar niet per sé op hoeven wachten: ik heb liever het luxe probleem dat ik niet weet waar ik met al die nieuwe leerlingen heen moet dan dat ik geen nieuwe leerlingen heb..

    Je zegt “En… het zal mij niet verbazen als velen afhaken omdat zij het op de molens, waar niets mee gedaan kan worden, toch een dooie boel zijn gaan vinden en daarmee niet aan hun (te hoge) verwachtingen beantwoorden.”

    Dat lijkt me meer een probleem voor NA de opleiding en het examen, Oane. Want neem maar van mij aan dat die lessen van ons omvlogen! Zie de lange noot aan het eind van deze posting waarin je kunt lezen hoe zo'n les dan verloopt, ook in hnet kader van de transparantie.

    En ja, je hebt gelijk: het kan best zijn dat er veel molenaars zijn die na initieel enthousiasme en halen van het papiertje toch niet zo veel meer met de molen werken. Ik heb zelf het geluk dat ik ACHTER mijn molen woon, dus is het makkelijk om op impuls even te gaan malen. Maar als je in het dorp woont, dan in de regen eerst een kilometer of 3 op de fiets moet, baggeren door het kletsnatte weiland, geen stroom in de molen dus zelf koffie mee en het is ook nog een zelfzwichter.. ja, ga je dan nog wel? Want zelfs als je dat er voor over hebt:  wat ga je dan DOEN als het ding draait? Ik maak zelf vaak van de gelegenheid gebruik om wat te lezen / studeren en er komen af en toe mensen langs hier, zij het niet zo heel vaak. Maar DAT lijkt me een veel groter probleem inderdaad, Oane: de niet- of nauwelijks actieve molenaar.

    NOOT: DE LESSEN OP DE MOLEN VAN DE GROOTE POLDER

    Als we op onze eigen lesmolen zijn hebben we een soort standaard ritueel: de leerlingen inspecteren terrein en molen onder toeziend oog terwijl ze de onderdelen benoemen die ik aanwijs of beschrijf. Dan vaak wat speciale aandacht voor een onderdeel of constructie die die week net aan de orde is, in de vorm van “aanschouwelijk onderwijs”. Zonodig smeren dan naar beneden en krooien. Ondertussen gaat het dan vaak al over het weer, wat je ziet, wat je verwacht, de zeilvoering. Hekjes zetten, vang los, zo mogelijk draaien (en de vijzel staat hier vrijwel altijd in het werk, Oane). Als het een beetje mooi ruig weer is dan steevast een aantal malen vangen (in diverse standen). Vaak ook weer afzeilen en nog weer eens opzeilen, want doen is weten en we hadden vaak meer dan 1 leerling. Vaak doen we dan nog een rondje “wat zie ik” onderdelennamen, of ik vraag de leerling om het die week aan de orde zijnde molentype te beschrijven. Dan gaan we naar binnen, de koffie is inmiddels bruin, en we doen theorie. Ik bereid de les altijd voor door een weerkaart te printen + vragen. We bespreken de weerkaart, drinken koffie ondertussen, en ik geef soms een presentatietje op de laptop over het onderwerp van de week. Dan doen we de vragen: elke leerling krijgt bij toerbeurt een vraag, weet-ie het niet krijgt de volgende de vraag etc. De antwoorden krijgen ze mee aan het eind van de les (en die staan daarna ook op onze webstek, net als de presentaties en aanvullend materiaal). Dan naar beneden en afhankelijk van de situatie nog eens vangen oefenen en afzeilen / zeilvoering wisselen etc. Tenslotte opbergen en afsluiten.

    Op andermans molen hangt het er van af wat “anderman” in petto heeft, maar er wordt vrijwel altijd ook daar opgezeild, afgezeild (of aan kettingen gehangen..). In het lesjaar gingen we nog wel eens bij de Wilhelmina kijken omdat men daar de maalstoel regelmatig demonteerde en weer opbouwde. Verder hebben we in “eigen beheer” diverse mooie korenmolens en poldermolens, gaan we steevast ergens pellen / blikslaan, bezoeken we binnenkruiers, houtzaagmolens, torenmolens en paltrokken, afijn, het is nou niet zo dat de leerlngen gapend de dag door komen ||| 

     

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren
  • Henk Klöpping

    Dank voor je uitgebreide reactie Oane.

    Ik voeg nogmaals het opzetje van de modulaire structuur bij zodat het wat makkelijker wordt om er aan te refereren:

    Je schreef: "Het malen (werken) met molens kan, naar mijn mening, het beste in een aanvullende module opgenomen worden, doordat er toch bijna geen molens meer zijn waar wat mee gedaan kan worden. In een hoofdmodule - bijvoorbeeld ‘Basiskennis windmolens’ genoemd - kan het verantwoord loos rond laten gaan van het kruis van alle windmolens behandeld worden en meer niet. "

    Dat zit er al in: het malen (werken) met molens zit in de onderste helft, bijvoorbeeld de module “bemalen” zou je moeten leren hoe je een polder daadwerkelijk bemaalt. De door jou gesuggereerde module “Basiskennis Windmolens” heet bij mij “basale instandhouding”.

    Je merk op: "Bij het bovenstaande moet zeker wel een zak (module) bijgemalen worden, namelijk die van de cultuurhistorie!“ - dat zou dan in mijn opzetje de modules ”historie van de molens“ en ”molencultuur" zijn. Daarbij kan ik me voorstellen dat er in die modules ruimte is voor lokale gebruiken en geschiedenis, naast de algemene geschiedenis en cultuur. 

    Je uitpraak over de relatieve onzin van vier vollen bij windkracht nul onderschrijf ik volledig en ja, het klopt hoor: dat doen we zo omdat we nu eenmaal elke zaterdag les gaven en de molen dan toch door de leerlingen moest worden opgezeild. Bij het beantwoorden van de vragen zeiden onze leerlingen dan ook wel “ja, we zouden normaal nooit naar de molen komen met dit weer”. Grappig is dat ik gisteren nog met collega molenaar Lex van de Gaag aan de praat kwam over het examen en dat wij beide ervaring hebben met examens die op dezelfde manier - in één geval zelfs letterlijk - de mist in gaan.  Wat triest is het dat het soms ook echt misgaat daardoor: één geval was bij een kandidaat die op moest zeilen met een zeer onregelmatige wind die flakkerde uit uiteenlopende richtingen. De beste man zou normaliter niet eens naar de molen zijn gekomen, maar, geconfronteerd met de noodzaak (examen) deed hij maar zo goed mogelijk en krooide dus op de wind. Toen naar het gevlucht, maar de wind draaide alweer met als gevolg dat het zeil loskwam van het gevlucht. Hij dus terug naar de staart, weer krooien, weer naar voren, weer verkeerd.  Al met al maakt dat zo'n onrustige indruk dat de commissie al even extra alert is. Nou ja, in de zenuwen maakte hij ook nog een domme fout (krooien zonder de bezetketting los te maken) en sja, dan hang je.

    Gezakt.  Wat had hij dan WEL  moeten doen? Sja, dat is best moeilijk. Ik zou denk ik de commissie naar waarheid vertellen dat je in dit soort situaties niet gaat opzeilen en dat het gevaarlijk is ook nog. Dus, nee, ik zeil even niet op, laten we even wachten tot de wind stabiliseert, misschien kunnen we eerst alvast even theorie doen. Maar ik weet niet hoe een examencommissie daar dan op zou reageren, eigenlijk.

    Tenslotte: ik ben blij met het inzicht dat je nu hebt in onze opleiding, die al met al dus toch ook weer niet zo slecht was als je wel eens had gedacht, begrijp ik. Je hebt gelijk met de opmerking dat het pas echt begint als je je papiertje hebt, maar ik weet heel zeker dat er ook heel veel molenaars zijn die het houden bij “instandhouding”. En dat vind ik ook al zeer, zeer waardevol.

     

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren
  • Jesse in 't Veld

    “​Voor wat betreft de voorbeelden omtrent het in de zeilen zetten van een molen bij (veel) te weinig wind is daar duidelijk de cultuurhistorie – dat men vroeger er niet aan zou denken een molen met zo’n beetje wind in te slaan – niet in meegenomen. In de antwoorden op de vragen daarover had dat tot uiting moeten komen. De opleiding moet, mijns inziens, zo zijn dat iemand die zulke vragen moet beantwoorden zelf met het antwoord komt dat de beroepsmolenaars de molen niet in zou slaan. Daarnaast kan geantwoord worden dat jullie, omdat het lesdag was of om een andere reden, alles voor zouden leggen.”

    In de laatste Molenwereld stond er toevallig vermeld dat korenmolens vroeger juist wél ingespannen werden bij weinig of geen wind. Ook in het geweldige verhaal “Herinneringen van een molenaar” in De Molenaar, waarin Bart Brinkhuis zijn leven als molenaarsknecht in tientallen verhalen beschrijft, komt het regelmatig voor dat hij van ‘s morgens vroeg tot ’s avonds laat de molen in de zeilen moest houden van de baas. Mocht er dan een windje opsteken, dan kon hij gelijk aan de slag. Dus tóch histerisch verantwoord bezig?

    Jesse in 't Veld

    Molenaar “De Lelie”, Puttershoek

  • Henk Klöpping

    Oane, achter sommige dingen moet je nou ook weer niet te veel zoeken. Die vraag over de zeilvoering stel ik altijd, zelfs als het windstil is. Het gaat er om dat men een notie krijgtt van de zeilvoering die nodig is bij een bepaalde combinatie van windkracht en temperatuur en dat werkt zo prima. Natuurlijk leren die leerlingen ok (ze snappen het gek genoeg allemaal al de eerste keer, wonderlijk) dat  je zonder wind niet kunt bepalen waar hij vandaan komt en dat je dan niet kunt krooien en dus ook niet kunt opzeilen ||| 

    We besteden op de les wel degelijk aandacht aan de geschiedenis van de molen van de Groote Polder, maar daar zal geen examencommissie ooit naar vragen.  Hier in het Groningse hebben we het wel wat vaker dan landelijk gemiddeld over “typisch Groninger” zaken als het pellen. In het GVM materiaal is er aandacht voor kleurstellingen van molens in de diverse streken en typische bouwwijzen (verschillen in looprichting schoren, bouwwijzen stelling, “losse” ijzerbalken etc.) - er is kort en goed ook aandacht voor de cultuurhistorie.

    Zo je inmiddels (maar al te goed..) weet ben ik voor modulair onderwijs. Daar zou ook heel goed een lokale / streekgebonden module over de lokale historie in passen. Overigens ook (zeer!) passend bij de molengids, een opleiding die hier in Groningen is ontstaan.

    @Jesse: inderdaad, al is dan wel vereist dat je een notie hebt waar die wind vandaan zal komen… of je moet met je vier vollen krooien .. ||| 

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren
  • Henk Klöpping

    Ik vraag me af hoe die molenaars van de droogmakerijen dan wisten uit welke richting de wind zou gaan komen. Vergeet niet dat je in die tijd geen “snel” weerbericht had. Stel dat er een depressie recht over trok en de wind dus weg was gevallen - en de molen even later met de kont in de wind de volle mep krijgt - de vang er af en vier vollen.. -_-' 

    Het is roetdonker ook nog..

    Knap hoor..

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren