Bij elektriciteitsopwekking met de oude traditionele windmolens, of met de moderne windmotoren, was, en is, altijd het probleem: hoe sla je de elektriciteit op. Levering, van met windkracht opgewekte energie, aan het elektriciteitsnet is altijd onzeker zodat er een opgestookte centrale op de achterhand gereed gehouden moet worden. Met windkracht opgewekte energie zou veel zinvoller ingezet kunnen worden wanneer de gewonnen energie tijdelijk opgeslagen zou kunnen worden. De aan de wind onttrokken energie kan dan gebruikt worden om in te zetten wanneer er een piekvraag naar stroom is. Er zijn dan minder centrales nodig en er hoeven geen opgestookte centrales achter de hand gehouden te worden.
In het plan Lievense, van een aantal jaren gelden, werd voorgesteld om met windmolens water op te malen in een deel van het IJsselmeer. Met dat opgemalen water zouden turbines aangedreven moeten worden bij een piekvraag naar stroom.
Een veel oudere ‘oplossing’ van dit vraagstuk is afkomstig van A.J. Dekker en C.P.J. Staal in een boekwerkje uit ca. 1934: De Hollandsche Molen als brandstoflooze Krachtcentrale door middel van IJsaccumulatie. Met een, uiteraard verdekkerde, windmolen zou een warmtepomp aangedreven moeten worden voor de productie van warmte en ijs.
Bij een investering van f 40.000,- en een jaarlijkse opbrengst van f 7.700,- zou er een (financieel) rendement van bij 20% behaald worden.
Is dit idee ooit verder gekomen als de tekentafel?