80 jaar en nog actief!

  • Jaap van Driel

    @Jacob:

    “…gedacht dat dat de derde heklat…”

    en @Rob in de reactie daarop.

    De vereiste vorm van het gevlucht (de zeeg) hangt af (zou moeten afhangen) van:

    -1- het windregiem (dus de locatie van de molen);

    -2- de realiseerbare snellopendheid bij een gegeven profieltype (en via de overbrengingsverhouding het daarmee haalbare gemiddelde toerental voor het werktuig en ook het koppel en het vermogen dat het werktuig vraagt).

    Omdat beide variabelen verschillen van molen tot molen heeft het geen zin te zoeken naar een overal geldig nummer van de neutrale heklat.

    Het zou me niet verbazen dat als onze voorvaderen voor ieder geval de optimale zeeg hadden kunnen berekenen, de verschillen in het nummer van de neutrale nu groter zouden zijn.

    In een niet-innovatieve (ambachtelijke, praktijkregels toepassende) groep komt er nu eenmaal op den duur steeds minder variatie in de oplossingen voor een probleem.

    Opvallender, om niet te zeggen zeer curieus, vond ik de verklaring die de heer Ter Voorde gaf voor de “negatieve hoek” van de buitenste heklatten (in mijn woorden naverteld):

    …pas als de molen op gang komt en de centrifugale (hij zoekt naar dat woord, maar komt er niet op) luchtstroming tegen de zeilen aan het einde van de roeden groter wordt, veroorzaakt deze stroming langs het “negatieve hellingsvlak”een extra aandrijvende kracht…

    Het is moeilijk in iemands hoofd te kijken om de bedoeling van een wat wazige tekst te achterhalen, maar er zitten mijns inziens ten minste twee fouten in de redenering:

    -1- De hoek die in het spraakgebruik wordt aangeduid met “negatief” is in feite positief. Wat er toe doet is de hoek tussen het draaivlak en de koorde van het gehele profiel ter plekke, dus vanaf de voorkant van het windbord tot het achterlijk van het zeil.

    -2- De (eventuele; ik geloof er niet in!) centrifugale snelheidscomponent levert alleen, zoals de naam al zegt, een kracht naar buiten — NIET in de draairichting.

    Hoe dan ook, het filmpje is óók de moeite waard om nog eens over de techniek na te denken.

    ::: JaaP >>>

  • Jos van Schooten

    Klopt Rob.

    Op een paar graadjes na zit de buitenste heklat nagenoeg in de draaicirkel.

    En dat terwijl de hekwigjes aan de hekzijde aan de achterkant zijn ingeslagen en niet zoals het zou moeten aan de zeilkant. Als ik dat zou veranderen weet ik zeker dat de hekken van de binnenroe tegen de borst aanlopen.

    Op de laatste foto van onderstaand album zijn de hoeken van mijn heklatten goed te zien. Het viel mij overigens ook op dat de diepste heklat toevallig in dezelfde hoek staat als de borst van de molen.

    Groet, Jos.

    www.mijnalbum.nl/Album=HH7CLBTM

  • Jaap van Driel

    “…de diepste heklat toevallig in dezelfde hoek staat als de borst van de molen.”

    Dat lijkt mij niet erg toevallig; eerder een aerodynamische aanpassing.

    Als de heklatten in het diepste deel van de zeeg verder naar achter staan dan het borstvlak, zal er bij dat deel van de roede wel erg vaak zeilslag optreden.

    Bij de hogere snellopendheid van standerdmolens (vlakkere gevluchten met een borst als een strijkplank) is dat risico minder aanwezig.

    Het zeilslagprobleem is nog kleiner bij een beter gestroomlijnde romp: rond of 8-kant. Naar mijn ervaring is er een groot verschil in zeilslag als het gevlucht voor een hoek of voor een veld draait (Bij een 6-kant zijn de velden relatief breed en de hoeken relatief vlak…).

    ::: JaaP >>>

  • Rob Simons

    Jaap van Driel schreef:

    >

    > -1- De hoek die in het spraakgebruik wordt aangeduid met

    > “negatief” is in feite positief. Wat er toe doet is de

    > hoek tussen het draaivlak en de koorde van het gehele

    > profiel ter plekke, dus vanaf de voorkant van het windbord

    > tot het achterlijk van het zeil.

    Op een paar uitzonderingen na dan :D

    In het boek “De Windmolens” van Alfred Ronse (1934) staan er een aantal bladzijden tekst en ingewikkelde formules i.v.m. de hekopstand.

    Over die negatieve hoek van de onderste scheien schrijft hij het volgende:

    "… de scheede die is gelegen op 0,75 m. van het uiteinde der wiek; dus is het fatsoen van de schoot nul. De scheede op het uiteinde geplaatst, heeft een verkeerd fatsoen van de schoot, in omgekeerden zin der vorige met ongeveer 2° 41'.

    Dewijl het deel van de wiek, dat tusschen de twee scheeden gelegen is, zou trachten de wiek in tegenovergestelde richting van het ander deel te doen draaien, moet men aannemen dat de molenmaker waarschijnlijk besloten heeft een compensatie te geven bij middel van een vermeerdering van de helling der hekken, en het verlies van helling in te winnen dat door de drukking van den wind op de oppervlakte der wiek, uit hoofde van haar plooibaarheid, veroorzaakt wordt. Dit noemt men het ‘doorwaaien’ van de hekken.

    De molenmakers integendeel beweren, dat deze ophekking, van 4° tot 4°30! boven den rechten hoek, voor doel heeft het oplichten van de zeilen te beletten."

    Dat van die koorde kende men toen blijkbaar nog niet..

  • Rob Simons

    Ik heb vernomen dat de foto niet zichbaar zou zijn. Hier kun je een andere zien:

    http://www.mijnalbum.nl/Foto-WXRUFANX.jpg

  • Mike Ekelschot

    “Dat van die ”koorde“ kende men toen blijkbaar nog niet..”

    .. en tóch kende men zeker de “koorde” wel, Ronse dus niet in relatie tot een gevlucht….

    Semi-los daarvan:

    Heeft iemand wellicht beschikking over een relatief uitgebreid bestek voor “profiel Dekker” ?

  • Jan Hofstra

    De gewoonte om de buitenste heklatten een negatieve hoek te geven heeft inderdaad tot doel om zeilslag te voorkomen. Zolang de koorde (van voorzoom tot achterzoomlat) positief blijft, hoeft dit verder geen nadelige gevolgen voor het maalgedrag te hebben. Breed hekwerk in combinatie met smalle borden (zoals in vele delen van Zuid-Holland gebruikelijk) geeft echter veel kans op een negatieve koorde, zoals ook op de foto is te zien. Bij Storm Buyzing (waterbouwkundeboek 1840) kan men dan ook lezen dat er door de molenaars verschillend werd gedacht over het nut van duikers. Sommigen beweerden dat de molen juist sneller ging met duikers, terwijl anderen beweerden dat de molen langzamer ging met duikers.

    Die eerste molenaars zullen waarschijnlijk wel zo'n negatieve koorde hebben gehad.

    Wat betreft de dekker stroomlijn; “het dekkerprofiel” bestaat niet. Bij Dekker ging het er om om de roede zo strak mogelijk in te pakken. Bij een andere vorm van de roe kreeg men ook weer een ander profiel. Ik heb wel een omschrijving voor het verdekkeren. Wie er belang bij heeft moet maar even een mailtje sturen.

  • Jan Hofstra

    Krook geeft een methode om een vloeiende schoot in het hekwerk te krijgen. De enige variabelen daarin is de hoek van de onderste heklat en die van de bovenste heklat. Uit deze methode volgt dat de heklat met neutrale stand afhankelijk is met name van de hoek die je de onderste of beter gezegd de buitenste heklat geeft. Hoe negatiever die hoek, des te hoger de heklat met neutrale stand. Eigenlijk heel logisch. Ik gebruik deze methode nog steeds voor het opgeven van de hekstand, alleen heb ik er een rekenprogramma van gemaakt om te voorkomen dat je steeds een uitslag moet tekenen. Zo kun je er ook wat gemakkelijker mee spelen

  • Rob Simons

    In het boek van Ronse staat wel een tekening van Dekker en de hekstanden, plus de vele voordelen staan erin beschreven.

  • Mike Ekelschot

    Rob, merci. k'heb die eens uit de boekenkast getrokken!

    En Jan, bedankt voor de mail, 'k zie met plezier uit naar de bijbehorende technisch-praktische uitleg!