1) In Belgisch en Nederlands Limburg kennen we benamingen zoals:
kamrad / asrad / aswiel / groot rad / groot wiel (bovenwiel)
kroonwiel / kroonrad (spoorwiel)
praam (vang)
scheien (heklatten)
baan (de hals van de as)
baansteen (halssteen)
roede wordt uitgesproken als roei
galerijmolen (stellingmolen
enz enz enz…
In hoeverre werden/worden deze benamingen in Noord-Brabant gebruikt (dus dan bedoel ik min of meer het zuidoosten/oosten van deze provincie)?
2) Wie weet er meer over het versieren van molens in Limburg, de Kempen en Brabant? Dus over het gebruik van vlaggen, berkentakken, andere attributen, … Molens werden overhoek of in 't kruis gezet bij feesten, processies, kermis, op zon- en feestdagen, …
(zie ook http://picasaweb.google.nl/robsimons88/LimburgBrabantOud# )
3) Verder vraag ik me af of de gaande stand (de “Hollandse rouw”) wel de geboortevruegd is? Op de meeste plaatsen (in Limburg) is dit de bilstand (als de stenen gescherpt worden). In Molenbeersel daarentegen heet deze stand de “Vertrekstand” (als iemand voor lange tijd weg gaat, bv. missionaris). Het kan natuurlijk ook verschillen van streek tot streek (of zelfs van dorp tot dorp).
Wie weet er meer over?
4) Wie weet iets meer over waar de komende rouwstand in België voorkwam?
Zelf weet ik het van Molenbeersel, Paal, Lummen, Gierle (maar ook Budel en Weert). Dus min of meer verspreid van oost naar west langs de Nederlandse grens.
Groeten,
Rob