Afgelopen zaterdagavond waren wij (mijn Jeannette en ik) in Arnhem. Rijdend over de Schelmseweg zag ik door de hekken heen het sfeervol verlichte Openluchtmuseum, dat opengesteld was. Wij kwamen eigenlijk voor een kerstconcert van André Rieu in het Vitesse-stadion Gelredome. Maar wat is Arnhem toch een verrekte lastige stad!

Wij overnachtten in jeugdherberg “Alteveer” vlakbij het Openluchtmuseum. Er zou volgens de website van Gelredome een gratis shuttlebus (op vertoon van de toegangskaarten) vanuit het parkeerterrein P7 in Arnhem-Noord rijden. Voor de zekerheid 1½ uur voor de aanvang (20.00 u.) de deur van “Alteveer” uit gegaan. Ja, maar de P7 wordt nergens aangeduid. Ik heb eerder per e-mail contact opgenomen met het Openluchtmuseum en men antwoordde dat het parkeerterrein van het museum inderdaad P7 is. Daar aangekomen waren nergens shuttlebussen te bekennen. In verband met de kerst was het museum ’s nachts open met overal gezellige sfeerverlichting in en rondom de oude huizen en molens en de infobalie was dus open. Geleel nieuw voor mij is het (lelijke) moderne ingangsgebouw dat als een soort van een imposante Berlijnse muur van het museumterrein scheidt. Shuttlebus? reageerde de juffrouw wat vreemd. Een paar keer rondgebeld. Een routeschets op een papiertje gemaakt, wat erg onduidelijk was. Al met al reden wij een uur rond, wel tien keer aan een voorbijganger de weg gevraagd. Ten einde raad maar naar het NS-station van Arnhem gereden, ik kookte zowat. Het stationsplein is één grote bouwput met eronder een nieuwe parkeergarage (vier lagen onder de grond) Nadat ik daar de auto heb geparkeerd, vonden wij de shuttlebus naar Gelredome. Maar toch wel betalen: 6 euro p.p.! Afijn, om kwart voor acht stonden wij eindelijk voor de Gelredome. De hoofdingang was alleen bestemd voor BN-ers en Vips; er was een rode loper uitgelegd met palmboompjes aan weerszijden. Dure witte limousines (soms wel zes ramen lang!) reden ervoor. Reeksen flitslichten van fotografen. Ik had nog nooit een voetbalstadion van binnen gezien (Amerikaanse honkbalstadions wel) en wij hadden wel een goed zicht naar het podium. Het optreden van André Rieu en zijn orkest is geweldig prachtig. Oorstrelend vioolmuziek. De lichteffecten zijn spectaculair. Ook traden het koor de Koninklijke Mastreechter Staar (= ster) en de Jachthoorn & Trompetterkorps “Edelweiss” uit Heerlen op. Vooral de Mastreechter Staar is met 150 man indrukwekkend om te zien en wat een zuivere klank. André Rieu kon het publiek met veel charismatische gezichtsuitdrukkingen goed bespelen, vaak tot onze hilariteit. Zijn wenkbrauwen bewogen onafhankelijk van elkaar. Violist, regisseur, dirigent, maestro en wat nog meer, in één persoon gecombineerd. Driftige armbewegingen met zijn strakke blik op de maat van de muziek. Zijn Stradivarius (gemaakt in 1667, 3 miljoen waard) met strijkstok liet hij geen moment los. Ook kwamen er verschillende zangers en zangeressen aan bod. Wat een kwaliteit. Bij de sluiting maakte André Rieu veel grappen: “nog één?” en speelde verder, daarna “nog twee?” totdat hij met scheve hoofd en een denkbeeldig autostuur in zijn handen ons gebaarde om werkelijk naar huis te gaan.

Tegen 23.00 uur stroomden ruim 22.000 toeschouwers het stadion uit. De parkeergarage van het NS-station was een puinhoop: de betaalatuomaat was stuk en ik kon de auto niet terugvinden. Na veel zoeken een nog werkende automaat bij een andere ingang gevonden, maar ook nog met een lange rij mensen (ook van Gelredome) en prijzig: 9,50 euro voor een paar uur parkeren! Al van te voren verzocht ik mijn vrouw om in hotel “Haarhuis” (die wij molenvrienden al goed kennen) aan de overkant veilig te wachten tot ik eindelijk een half uur later voorreed. De Arnhemse stoplichten leken landskampioen te zijn lang in het róód te staan…. Eind goed al goed kwamen we terug op “Alteveer” aan voor een goede nachtrust.

Zondagmorgen een rustige wandeling op het landgoed Warnsborn gemaakt en dan naar huis.

Arnhem, wij komen daar nooit weer!