In één van zijn reacties in de discussie ‘Goede PR’ vraagt Leo Endedijk zich af of de langzaam afnemende deelname aan de Nationale Molen- en Gemalendag een gevolg is van gebrek aan zin of een gevolg is van luiheid om het formulier in te vullen. Ik weet het niet, maar ik wil een andere mogelijkheid opperen.
Ik heb hier een krantenknipsel uit 1969 over de opleiding tot vrijwillig molenaar. Dat was dus uit de tijd dat het Gilde van Vrijwillige Molenaars nog geen formele status had. Op de foto zien we een aantal jonge broekies (er staan geen leeftijden bij, maar ik schat de gemiddelde leeftijd op 25 jaar) en één oude knar (de instructeur). De leeftijd van die instructeur was blijkbaar zo hoog dat het bericht die apart noemt: 50 jaar. De gemiddelde leeftijd van de vrijwillige molenaars (niet alleen die van de instructeurs) ligt anno 2009 ruim boven 50 jaar. Veel van de leden van het eerste uur zijn nu nog steeds lid. Het Gilde heeft dus veel zéér trouwe leden, wat iets zegt over de motivatie van de leden. Hulde! Veel van de nieuwe leden hebben de leeftijd van 57 jaar gepasseerd als ze lid worden. Uiteraard is het zeer te bewonderen dat mensen op die leeftijd nog beginnen aan een activiteit die hoge fysieke eisen stelt. Je energie neemt af naarmate je ouder wordt. Ik zou mij dus kunnen voorstellen dat het aantal uren dat vrijwilligers actief zijn, geleidelijk afneemt, en dan merk je dat op gegeven moment ook aan de deelname aan de Nationale Molendag. Ik kan me in deze veronderstelling vergissen, maar als we het willen weten, dan denk ik dat het Gilde gemakkelijk kan nagaan hoe hoog de gemiddelde leeftijd op dit moment is. Als mijn veronderstelling klopt, dan volgt daaruit dat de molenbeweging er niet in slaagt om voldoende jonge mensen te bereiken. Ook dat is een gevolg van PR (of het ontbreken daarvan). Voor De Hollandsche Molen maakt de gemiddelde leeftijd van de leden niets uit. Als bijvoorbeeld van alle Nederlanders die 75 jaar worden één promille lid wordt van DHM, dan gaat de vereniging gouden tijden tegemoet. Lang leve de vergrijzing. Nog groter is het voordeel voor The Internationale Molinological Society: in de studiezaal van archieven tref je vrijwel uitsluitend mensen van 65 jaar en ouder aan. Blijkbaar is er een zekere leeftijd nodig om belangstelling te krijgen voor het verleden. Een hogere gemiddelde leeftijd zou bij TIMS dus kunnen leiden tot meer leden die het broodnodige archiefonderzoek gaan doen. Maar voor het Gilde van Vrijwillige Molenaars zou de gemiddelde leeftijd van de leden niet te hoog moeten worden.
Als De Hollandsche Molen mijn suggestie oppakt om (meer) geld uit te geven aan (professionele) PR, dan zou meteen een antwoord gezocht kunnen worden op de vraag hoe er meer jongen mensen bij het molenbehoud betrokken kunnen worden.
Groeten, Nico Jurgens