Duo BarPol met gemak naar de Zak!
Dinsdag 24 februari is het Duo BarPol weer eens actief geweest en hoe!
Terwijl ik in de deuropening een sigaret stond te roken parkeerde Gerard om exact 10.00 uur zijn Barmobiel. Hij is dan ook een echte man van de tijd (ik heb dat soms wat minder). Met een kop koffie met koffieleutje (de modelbouwvliegtuigjes waren niet inbegrepen) is het gezellig keuvelen over van alles en nog wat en dat gebeurde dan ook meteen. Om ongeveer 10.45 uur betraden we het strijdperk en werd het navigatiesysteem ingesteld op Zeeland. Waar in Zeeland? De Zak van Zuid-Beveland om precies te zijn. Wat ons wat zorgen baarde was de massief grijze lucht. Zou er nog wat zon komen? Het was in ieder geval droog en dat was op zich al aardig meegenomen.
Zonder noemenswaardige opstoppingen reden we langs de Pendrechtse Molen bij Barendrecht, Windlust in Westmaas en zagen we al van heel ver de stellingmolen van Achthuizen op Overflakkee, met die eeuwige vlag achterop de kap, we passeerde de twee molens van Colijnsplaat en kwamen bij de eerste windmolen op het lijstje, De Hoop in Wolphaartsdijk. Hij is ook van heel ver te zien en weldra reden we het dijkje naar de molen op. Nou, het is in ieder geval de meest curieuze molen die ik me kan bedenken. Frankrijk in Zeeland, ga je bijna denken als je die hele hoge, bijna Frans aandoende kap ziet en dat malle, bijna lachwekkende rompje. Wat moet die molen er bij de bouw totaal anders uit hebben gezien! Dat is nauwelijks meer voor te stellen.
De Hoop stond rond vol met de vang los, maar kwam geen millimeter vooruit. Ook al waren we in Zeeland waar het aan de kust al snel waait, de wind was niet van plan molenaar Ko de Visser een handje te helpen. Over De Visser gesproken: die was nergens te bekennen, hoewel de vrachtwagen voor de deur stond, maar alle deuren waren gek genoeg gesloten. Dat lucht niet erg door als je staat te malen, maar “malen” was bij gebrek aan wind toch niet im frage. Het is een vreemd uitgedoste molen, maar uniek is hij zeker.
De romp van De Haas in Oud-Sabbinge is al goed te zien vanaf De Hoop en het was maar een paar honderd meter rijden naar deze volgende stop. Beide molens staan dicht bij elkaar en de molenaars konden elkaar daardoor goed in de gaten houden. Evenals het weer, want de uitgestrektheid van het Zeeuwse landschap is ook hier zeldzaam.
Het restant van De Haas begint aardig onderkomen te raken. Jammer dat er een huizenblok in en tegen de romp staat aangebouwd, want wat betreft windvang zou een restauratie best te rechtvaardigen zijn. Mag ik hierbij even kritisch kijken naar de in herbouw zijnde stellingmolen in Tholen-stad(je), waar een half bos omheen staat? Bovenop de romp van De Haas staat een soort boei met windwijzer. Zou deze windwijzer nog die van de molen zelf zijn? Op oude foto’s van de nog complete molen is een zelfde model te zien. Oud-Sabbinge is niet echt een uitgestrekt dorp (zeg maar klein flutgehucht), maar niet getreurd: de volgende molen was al door Gerard ingetoetst: De Hoop & Verwachting in Bors(s)ele.
Rijdend over pittoreske en gevaarlijk smalle dijkjes (waarover Bar vrolijk doortufte) langs adembenemende polderlandschappen zag ik in de verte een molen opdoemen, maar voor Borssele was het nog te vroeg. Het moest de Nooit Gedacht bij Eindewege/’s-Heer Arendskerke zijn. Toevallig genoeg stuurde de TomTom ons precies over de straat die er vlak langs loopt.
Deze ronde stenen stellingmolen met op één roede het wieksysteem Van Riet is niet heel gemakkelijk te fotograferen. Bar parkeerde de auto dan ook maar even aan de noordzijde, bij de spoorlijn. Wat opval is, naast het helder blinkende Van Riet-systeem, de kleine, puntige kap.
Na een minuutje of vijftien zagen we de kerncentrale bij Borssele en uiterst links, meer richting de Westerschelde, de Hoop & Verwachting. Dit is een achtkante, met dakleer gedekte achtkante korenmolen op een flinke verhoging, waardoor het een bergmolen zonder invaart lijkt. De staat van onderhoud is niet geweldig. Zo is de molen erg verveloos, zijn er beschadigingen aan de rietplanken (hoe heten die dingen eigenlijk als er geen riet is?!) en was er een spaak van de kruihaspel afgebroken. Ook ontbraken hier en daar windborden. Ik vind het model van de molen wel mooi, moet ik zeggen.
Het landschap doet wel wat denken aan de omgeving van Petten en de Afsluitdijk aan de Friese kant. Dat komt vooral door de hoge dijk langs de Westerschelde. Vanaf hier is het een kilometer of vijf naar de molen van Ovezande, wat wél een beltmolen is. Dit crepeergeval is al van grote afstand te zien, al staan er veel hoge bomen in de omgeving. Ja, wat moet je erover zeggen? Aan de roeden zit hier en daar nog een verdwaalde heklat of een deel daarvan. Het wiekenkruis staat erg vlak en de verticaal staande roede raakt het achtkant zowat. De zware steunberen van de onderbouw vallen erg op. Het is een pluspunt dat de kap stevig is ingepakt met plastic. Dat scheelt weer een nieuwe kap bij een eventuele komende restauratie.
De rietbedekking lijkt nog dik en dicht genoeg, al zijn er bovenaan wel kale plekken te zien waar de bedekking los gewaaid is. De molen zelf is onherkenbaar veranderd als je hem vergelijkt met oude opnamen waarop hij nog een bekleding van dakleer en het systeem Bilau op één roede heeft.
De nog altijd in erg goede staat verkerende romp van De Phoenix in Ellewoutsdijk staat te koop! Het is een groot en prachtig gelegen complex.
Wat zou die molen het in complete staat het nog goed doen als de beplanting wordt gekapt.
Bij Driewegen zagen we twee schitterende modelmolens staan; een wipmolentje en een achtkante stellingmolen met heel toepasselijk de naam De Grenadier, naar de verdwenen achtkante grondzeiler die hier heeft gestaan. Uiteraard werden ook de twee molentjes even vastgelegd. Beide modellen stonden met twee volle zeilen overhek.
De Koutermolen in Hoedekenskerke was ondanks de matige biotoop snel gevonden. De omgeving is erg rommelig en hier en daar is de windvang op z’n zachtst gezegd slecht. Toch zou het op sommige hoeken nog mee kunnen vallen. Storend is wel het tennispark vlak naast De Koutermolen. Met geen mogelijkheid is de molen te fotografen zonder een lichtmast op de foto te krijgen. De molen zelf stond er uitzonderlijk goed bij. De geel geschilderde toegangsdeuren, vensters met witte bogen en de rood-wit-blauwe steigergaten geven de molen een kleurrijke uitstraling.
Het stalen toegangshek heeft twee kleine molensteentjes, eveneens in staal uitgevoerd. Wij vonden het bijzonder origineel gevonden.
Slechts vier kilometer van Hoedekenskerke staat De Korenhalm te ’s-Gravenpolder. Eerst gingen we dringend op zoek naar een eetgelegenheid. Nu zijn dergelijke Zeeuwse dorpjes erg charmant, voor vertier moet je er niet zijn. Je kunt er een kudde Zeeuwse paarden loslaten zonder te vrezen voor schade! Gelukkig bezit het gezellig uitziende ’s-Gravenpolder een dorpscafé dat open bleek te zijn. Een vriendelijke medewerker maakte een praatje en vroeg uit belangstelling wat ons hier naartoe bracht. We vertelden over ons molentochtje, waarbij Gerard opmerkte dat hij de vroegere plaatselijke molenaar Piet Snoep kende. “Ja, die komt hier af en toe een glaasje sinas drinken”, zo vertelde de medewerker. “Maar die is al oud, hoor!” De heer Snoep is naar verluidt al ver in de tachtig en doet niets meer op de molen vanwege zijn gezondheid. Na deze ‘broodnodige’ stop reden we naar De Korenhalm, die werkelijk vogelvrij op de wind staat, aan de rand van een uitgestrekte akker. De molen heeft een typische vorm; Gerard trok een vergelijking met ‘de slechte helft van Heinkenszand’. Zelf vond ik de bovenbouw met wiekenkruis en staart iets weg hebben van De Seismolen in Middelburg. De molen heeft voor het eerst sinds vele jaren geen twee, maar vier zeilen. De Noord-Brabander Toon Hendrickx draait hier sinds enige tijd, zo vertelde Bart Hoofs mij per mail.
Zagen we daar de zon doorbreken? Dat was heel erg meegenomen dan!
Het kleine achtkante korenmolentje De Poel in Nisse was de volgende stop. Het lijkt een miniuitgave van De Oude Molen in Kruiningen, maar dan beduidend sierlijker. Het molentje is overwegend zwart geschilderd, inclusief de antiek ogende kruilier. Uit het achterkeuvelens zagen we houten plankjes steken. Waren dat de steekborden soms? Zo ja, wat een onlogische plaats om ze te bewaren. De Poel (waar komt die naam eigenlijk vandaan? Een poel of wat daarvoor door moet gaan was niet zichtbaar in de nabije omgeving) moet aardig wat windbelemmering ondervinden van een gigantische loods of stal op een meter of tweehonderd afstand. Het molentje is niettemin bijzonder mooi en staat er prima bij.
Iets verder naar boven kwamen we terecht in Kloetinge, waar de plaatselijke stevige ronde stellingmolen uit 1704 weer schitterend mooi wit is. Nog steeds ontbreekt er hier en daar een windbord en aan het wiekenkruis moet zeker nog het nodige worden geschilderd en bijgewerkt, maar het resultaat is opmerkelijk! Ook opmerkelijk is de scheefstand van de romp. Ik dacht nog dat het aan de camera lag, maar het was toch echt de molen zelf! Wat ik erg mooi vind zijn de (giet?)ijzeren staande stellingschoren met profilering. De zon was inmiddels scheen de zon volop en dat kwam de foto’s natuurlijk heel erg ten goede.
De achtkante molen Nooit Gedacht in Arnemuiden op Walcheren was de volgende op de route. “De molen van Grossheide”, zo sprak Bar. Inderdaad zie je verschillen met de oorspronkelijke, afgebrande molen. Toch is het bewonderenswaardig dat men heeft getracht de molen het uiterlijk van de oude te geven. Zò vanzelfsprekend was een herbouw na brand in die tijd niet en nu staat dus alweer bijna dertig jaar deze opvolger. De omgeving van de molen ziet er wat kunstmatig uit, met een gazonnetje op de molenberg, een gemeentebankje en beschoeiingen. De molen zelf staat er goed bij. Wel is het verschil in geeltinten opvallend. De gele kleur van de penbalk en de voeghouten is totaal anders dan die van de staart. Typisch Zeeuws vind ik altijd de helderrood geschilderde roeden. Ook deze molen staat dit erg goed.
Wat ik eigenlijk miste bij al deze molens is de typische Zeeuwse korenmolenzeilsteek. De volgende molen, de Buiten Verwachting in Nieuw- en Sint-Joosland, had zijn zeilen op alle enden wél op z’n Zeeuws. Ook deze grondzeiler heeft iets markant Zeeuws: een witte romp. Deze romp is in dit geval vreselijk mooi afgewerkt met consoles onder de kuip en zijn er nog meer opvallend fraaie details aangebracht. De molen ligt fraai op de wind, net buiten het dorp. Het wiekenkruis bestaat uit één roede met oud tuig en één met fokken met regelborden. Het wiekenkruis heeft opmerkelijk smalle borden. De gouden winterzon scheen op de Zeeuwse klei voor de molen en dat leverde prachtige opnamen op! Niet ver van de molen was men bezig met het aanleggen van een stuk autoweg. Hopelijk brengt dit niet de windvang in gevaar.
De laatste molen van de dag was De Graanhalm in Gapinge, die we aandeden na een rondrit door Middelburg, waarbij we zowel De Hoop als De Seismolen signaleerden. De Graanhalm staat er vervallen bij, met één end helemaal kaal en de stelling waarvan het hek is verwijderd. De kap en de staart beginnen ook al aardig te verrotten. Heel jammer allemaal, want het is een markante molen. Ik heb hem eind jaren tachtig nog eens zien draaien vanaf de provinciale weg….
We reden langs De Koe in Veere, maar gezien de tijd stopten we er niet.
De molen stond stil zonder de windborden in het wiekenkruis.
Hoewel de dag grijs begon maakte de middag het meer dan goed. Op de terugweg reden we dwars door - vind ik – één van de mooiste delen van Nederland: de dammenroute over Neeltje Jans, Schouwen-Duiveland en Goeree. Zeker zonder de ladingen vakantiegangers in de zomer is het echt geweldig om hier te zijn!
Namens de andere helft van het Duo BarPol,
Pol