Het Moderne Molenleven Version 2.0 deel 17
Stolp
De zeer recente discussie over de Unicum rakelt bij mij direct weer twee andere discussies op. Ten eerste die over de lotgevallen van het molentje zelf. Zoals het een paar jaar geleden door enkele mensen van vereniging De Zeeuwse Molen in Almere werd opgespoord, zo werd het door mij in of omstreeks 1987 in het Gelderse Eefde opgespoord. Het stond ergens achterin een grote tuin behorend bij een evenzo groot landgoed. Hoewel de eerste sporen van verval reeds zichtbaar waren, draaide het molentje; de romp was ingepakt in plastic om het voor verder verval te behoeden. Met de eigenaar ondernamen we toen reeds de eerste pogingen om het naar Zeeland terug te laten keren. Ondanks zalvende woorden van de eigenaar als ‘het behoud van de molen zijn we aan Klaas verplicht’, wilde hij er toch vooral geld voor hebben; voor mij destijds (en nog steeds) een onbegrijpelijk standpunt van iemand die in grote welstand leefde. Ruim twintig jaar geleden durfde ik deze houding heimelijk asociaal te noemen; anno 2009 durf ik deze houding openlijk op internet asociaal te noemen. De vraagprijs was uiteindelijk de reden dat de molen niet terug keerde naar Zeeland.
Ondertussen speelde er echter nog een andere discussie: Waar moet het molentje naar toe? Uitgaande van het feit dat de Unicum aan vereniging De Zeeuwse Molen zou worden geschonken (een aanname die dus onjuist bleek), opteerde de vereniging voor een plaatsje in de Dom in Veere. Omdat ik ook in die tijd al behoorlijk recalcitrant was, verzette ik me met man en macht tegen dit voornemen: molens moeten immers malen, toch? Uiteindelijk wist ik al stampvoetend (sorry, nu overdrijf ik) de vereniging zover te krijgen dat zij akkoord gingen met de plaatsing van het molentje op het erf van een bekende Walcherse molen, waar Klaas destijds veel gewerkt had; welk molenerf dit betrof mag u bij deze zelf inkoppen.
Het bleek dus allemaal vergeefse moeite, maar inmiddels herhaalt de geschiedenis zich en nu naar het zich laat aanzien wel met een goede afloop. Frappant is dat in de huidige discussie weer wordt gesuggereerd om de molen ten toon te stellen in een groot gebouw: dit zou immers de ultieme garantie op behoud zijn. Mocht ten toon stellen in een groot gebouw inderdaad de ultieme vorm van behoud zijn voor zo’n klein molentje, waarom zou dit dan ook niet gelden voor onze ‘volwassen’ molens? Nu komen we op een interessant punt, want dit staat volledig haaks op de ‘molens moeten malen-doctrine’ als zijnde de beste waarborg voor behoud. Uiterst provocerend begon een bekende molendeskundige zijn lezing over molenbehoud in de jaren negentig met de mededeling dat voor het beste behoud de molens het best onder een stolp geplaatst konden worden. Grote hoon was uiteraard zijn deel.
Inmiddels heeft de eerste – min of meer – volwassen molen een tijdje onder zo’n stolp gestaan: Het van oorsprong Friese houtzagertje in Uitgeest bracht een deel van zijn leven door in een grote expohal en het schijnt er niet slechter van te zijn geworden….
Kijk, nu hebben we een punt!
Ik reageer dan ook net als in 1987 puur impulsief. Misschien heeft het te maken met mijn grote afkeer van de ‘maakbaarheidsgedachte’ voor alles en iedereen, maar met het plan de Unicum op te bouwen op het erf van de molen van Aagtekerke heeft vereniging De Zeeuwse Molen een juiste keuze gemaakt.
WvdA