Het gaat dus met name om het kernhout.
Nou zijn er best wel veel vlierstruiken tot boomachtig toe, maar de hoeveelheid bruikbaar kernhout daarin lijkt me relatief vrij laag. Je moet dus nogal wat vlieren omzagen om over genoeg hout te beschikken voor het maken van kammen voor een aantal wielen (minimaal 2 wielen). Nou begrijp ik dat dit met palmhout en azijnhout de boom/struik ook niet over een echte forse stam beschikt (meer vooral kronkelige takken waar wel net aan genoeg rechte stukken uit te halen zijn voor een kam/staaf).
Ik kan me zo voorstellen dat het kernhout van de vlierbes op zich wel geschikt is, maar de hoeveelheid bruikbaar kernhout per boom/struik relatief erg laag. Dit is maar een vermoeden van mij, het zou best eens kunnen dat in de tijd dat de vlier ook voor kammen/staven toepassing vond de bomen/struiken gemiddeld wat forser waren???
Mogelijk een andere reden is de verkrijgbaarheid van ander geschikt hout uit andere streken. In NL is de verkrijgbaarheid van Frans azijnhout misschien minder een probleem geweest dan in Schotland? Idem voor steenbeuken en palmhout bijvoorbeeld.
Groetsels,
Andreas de Vos