In het blad “Molens” nr.115 en ook op de website van DHM wordt een start gemaakt met dit onderwerp.
Kort gezegd komt de vraag naar voren: hoe ziet het molenbehoud eruit over pakweg 20 jaar.
Feit is dat de wijze van molenbehoud zoals we dat in de afgelopen 40 jaar gekend hebben, om verschillende reden herzien moet worden. Er is eigenlijk al een voorzet gegeven door het RCE met hun gewijzigde zienswijze m.b.t. molenbehoud. Maar feitelijk zijn er veel meer zaken die een rol spelen. Was het in de voorbije jaren heel gebruikelijk om subsidie te ontvangen voor restauratie en onderhoud, waarna men ‘slechts’ het ontbrekende financiele deel moest zien bijeen te schrapen, nu zijn de zaken omgekeerd. In het genoemde discussiestuk verlangt men van de eigenaar een financiele prestatie welke eventueel beloond kan worden met een subsidie waarvan het bedrag onzeker is.
Het is dan ook welhaast onvermijdelijk dat er een andere invulling gegeven wordt aan molenbehoud dan we tot nu toe gewoon zijn.
Er loopt reeds een thread op dit prikbord over her- en nevenbestemming van molens. Dat komt ook in dit discussiestuk aan de orde.
Ik heb zo mijn vermoedens dat er een splitsing komt in het molenveld.
Mensen van het oude stempel die vinden dat we de molens zoveel mogelijk in authentieke staat dienen te behouden, zonder aanpassingen van welke aard dan ook.
Mensen die van mening zijn dat molenbehoud een modernisering nodig heeft en geen of weinig moeite hebben om de klassieke molens een hedendaagse bestemming te geven die past in de huidige tijdgeest.
Persoonlijk reken ik mijzelf tot de eerste categorie, maar besef tevens dat dit geen houdbare zaak is.
Al was het maar vanwege het simpele feit dat instandhouding nu eenmaal veel geld kost en de overheid aanzienlijk minder subsidies geeft.
Daarnaast is de samenleving sterk aan het veranderen en wordt de groep “nieuwe nederlanders” steeds groter. Mensen wiens roots veelal buiten Europa liggen en ook heel anders aankijken tegen cultuur en monumentenzorg. Feit is dat de immigranten nauwelijks belangstelling hebben voor ons nationaal erfgoed, in vergelijking met ons.
Verder is de vergrijzing in hoog tempo aan het toenemen waardoor de vraag onstaat:
zijn er over pakweg 20 jaar wel voldoende gediplomeerde molenaars?
zijn er over pakweg 20 jaar nog wel gespecialiseerde vakbekwame molenmakers?
Wat verstaat men over 20 jaar nog onder “molen”? Een peperbus met wieken? Of een geheel bedrijfsvaardige molen?
Op de DHM website staat nu een wel erg simpele stelling over wie het molenbehoud zou moeten betalen. Er zijn slechts twee opties mogelijk.
Ik heb gekozen dat de samenleving het molenbehoud zou moeten betalen. Waarom deze keuze van mij?
De overheid is in de voorbije 40 jaar zeer royaal geweest met subsidies en draaipremieregelingen waardoor veruit de meeste molens in goede staat verkeren. Inderdaad een goed punt om nu te zeggen tegen de samenleving: wij hebben onze taak vervuld en het is nu aan jullie om de molens in deze staat te blijven houden. Kortom, de samenleving mag (nee, moet) nu laten zien hoeveel men over heeft voor molenbehoud. Daaruit spreekt dan vanzelf de waarde die molens vormen voor onze samenleving.