Molenaars, instructeurs, vrienden,
in de Gildebrief (december 2015) lees ik de notulen van de opleidingsraad GVM. Ergens zo maar midden in punt 5 - “molenaars met een beperking” - lees ik plotseling een korte, droge opmerking, zonder enige onderbouwing: "Opleiding van instructeurs: is er een verplichte algemene opleiding van instructeurs nodig? Deze komt er niet, "
Nou, mooi dat we het weten. Ik zat gelijk volop in de gordijnen
Ik wil eigenlijk wel weten waarom die observatie, zo maar ergens in een tussenzin, in een heel ander punt, is gedaan. WAAROM komt hij er niet, hoe wordt onze kwaliteit BETER van het NIET hebben van een opleiding tot instructeur??
Zoals de trouwe lezers hier weten ben ik voorstander van meer modulair onderwijs. Ik heb hieronder nog eens het eerder al gepubliceerde plaatje weergegeven. Dit is een heet hangijzer in de molenwereld: waar de hele wereld zo langzamerhand modulair denkt en werkt durven wij dat niet aan - en het is niet helder WAAROM dan niet.
Merk op dat in dit plaatje ook een module “didactiek” heb opgenomen. Dat is niet voor niets: ik zie het als een groot gemis dat we GEEN opleiding tot instructeur hebben. En daar wil ik graag jullie mening over horen.
Om molenaar (conform de eisen van DHM) te kunnen worden moet je enige jaren praktijkervaring opdoen en behoorlijk wat theorie kennen. Dan volgen twee examens die toetsen op bekende eisen (exameneisen, staan in het GVM materiaal). Verder is objectief aantoonbaar dat er moeite voor wordt gedaan door leerlingen en opleiders (maalboekje) en er zijn twee meetmomenten (examens) om de kandidaat te toetsen. Je kunt van alles vinden van de kwaliteit van het geheel, maar laten we onze zegeningen eens tellen: we HEBBEN een systeem en dat kunnen we dus ook beschouwen en verbeteren. Het is helder hoe iemand molenaar kan worden, waar hij of zijn dan aan moet voldoen en hoe het gemeten wordt.
Nu kijken we naar het vak "moleninstructeur". Dat is een heel ander verhaal. Men vereist dat iemand 3 jaar actief molenaar is geweest - dat is nog helder en meetbaar. Maar dan wordt het plots heel wazig. Je moet voor worden gedragen door het regionale afdelingsbestuur. Daar zijn geen vastgestelde criteria voor. Het bestuur kan je kennen of niet, ze mogen je of niet, ze vinden je misschien wel of niet een goede didact - het is compleet vaag hoe ze aan hun wijsheid en besluit komen. Er is geen opleiding om je de kneepjes van het instructeursvak bij te brengen. En - je hebt GEEN beroepsmogelijkheid als het regionale bestuur je niet wil benoemen.
Toen ik instructeur wilde worden ergerde ik me hier aan. Ergeren is één ding, maar je moet ook wat doen en dus hebben wijlen Lammert Groenewold en ondergetekende een systeem bedacht. Dat is indertijd met Leen Duijm (toentertijd voorzitter GVM afdeling Groningen) doorgenomen. Ik heb dus de eer gehad om “proefkonijn” geweest te zijn
Het gaat zo: een kandidaat-instructeur is iemand die minimaal het DHM getuigschrift heeft en minimaal 3 jaar actief op een molen heeft gewerkt (een brief van de eigenaar/eigenaren volstaat zonodig als bewijs). De kandidaat kondigt ZELF aan dat hij instructeur wil worden aan zijn regionale afdeling van het Gilde. Deze regionale afdeling benoemd dan een “begeleidend” instructeur. Die helpt / assisteert / begeleid de kandidaat gedurende maximaal 2 jaren. Hij laat de kandidaat-instructeur zoveel mogelijk zijn eigen gang gaan, observeert en helpt, corrigeert zonodig. Hij is ook verantwoordelijk voor de opleiding van de leerlingen. Als er bezwaren zijn gevonden meldt de begeleidend instructeur dit bij het lokaal bestuur en probeert men tot een oplossing te komen.
Als na enige tijd (zet 1-2 jaar) geen bezwaar bestaat - dus: de begeleidend instructeur heeft geen melding bij het lokaal en/of landelijk bestuur gemaakt van onvermogen of andere kwaliteitsproblemen bij de kandidaat-instructeur, noch de leerlingen - volgt voordracht door het regionaal bestuur.
Mooi systeem en zo doen we het nu dan ook in Groningen! Conform deze methodiek zijn recent Jan Kugel, Rolf Glazenborg en Nico Holman tot instructeur benoemd.
Maar er zijn nog steeds veel onduidelijkheden. Merk op dat ook ons “Groninger systeem” helemaal NIETS zegt over de eisen die aan een instructeur worden gesteld. Het is beter dan wat er was, maar het is nog steeds sterk subjectief, afhankelijk van de luim en aard van de begeleidend instructeur en/of regionaal bestuur. Er is ook nog steeds geen beroepsprocedure. Zou je bij landelijk kunnen beleggen - maar hoe wil landelijk nou meten dat jij het wel of niet kunt - ook zij hebben geen criteria!
Daarom ben ik voor een meer formele opleiding tot instructeur, inclusief een theorie-examen en een praktijkeis. In mijn beleving zou de “Groninger procedure” wat verder aangescherpt moeten worden: de kandidaat zou niet langer bij regionaal, maar bij landelijk zich moeten laten registreren als kandidaat-instructeur. Landelijk stuurt dan lesmateriaal op (dat is er nog niet) en informeert het lokaal bestuur. Die benoemen een begeleidend instructeur. Die begeleid de leerling en toetst ook de opgedane didactische vaardigheden (theorie). Bezwaren die zijn gevonden worden ook naar landelijk en naar de kandidaat gestuurd (en wegen om tot oplossing te komen). Na een jaar volgt een schriftelijk examen. Komt de leerling daar goed door en is er geen verklaring van bezwaar, dan is de kandidaat instructeur. Beroepsmogelijkheden zijn er dan ook: landelijk kan de procedure controleren en het examenresultaat. Als er bezwaren waren zijn die daar al bekend, zo niet kan landelijk besluiten tot nader onderzoek (maximaal 3 maanden) en dan ofwel komen met een gefundeerde afwijzing ofwel alsnog benoemen.
Hoe zien jullie dit, mensen?