Dag Teun,
Van de weerk, op een windstille avond, heb ik de proef op de som genomen met jouw theorie.
De proef is mislukt, tot mijn grote opluchting. Samen met een ferme molenaar ben ik naar de plaatselijke grondzeiler getogen.
Daar hebben we eerst de trekkracht van het sabelijzer bepaald op de klassieke methode “Den Besten”. Daar kwam 1660 N uit.
De arm van de vang is 1,70. De bevestiging van de roeketting zit op 13 m. 1660 maal 1,70 gedeeld door 13 is 217. Volgens je theorie van de molen zou, om de vang te lichten, een duwtje met pakweg 22 kilo zou dus al genoeg moeten zijn, of een gewicht van 22 kilo aan het horizontale gaande end. Daar een roeketting aan gehangen, die 35 kilo weegt. Er gebeurde niets. Daarna een molenaar met z'n volle gewicht erbij. Nu hangt er in totaal 135 kg. Nog steeds niets. Je krijgt tot mijn opluchting die vang gelukkig niet zomaar gelicht.
Zou het kunnen zijn dat je wat over het hoofd hebt gezien ? Het lijkt er op dat je het koppel van de vangbalk gebruikt in je berekening. Moet dat niet het koppel van de vang zijn ? Dat koppel is hier 27 maal groter (2,71 (“e”) tot de macht (statische) wrijvingscoefficiënt maal vangomtrek in radialen). Ik loop graag een keer met je door de berekening. Ik zou het ook wel leuk vinden als Jan Hofstra een keer zijn berekening uit het gildeblad “wiebelen op een weegschaal” aan de praktijk zou komen toetsen.