Recordaantal molenaars ; 5 % groei in 2014, 30 % groei sinds 2006 in het aantal Gilde-molenaars.

  • karel

    Henk Klöpping
    Mike Ekelschot

    statistieken zijn altijd op diverse manieren te interpreteren..

    Ik zit bvb. niet in die statistieken. ;-)

     

    Het zou best een goed idee zijn om eens na te gaan hoeveel molens er met een niet bij het Gilde aangesloten molenaar draaien, hoeveel molenaars er op meer dan 1 (en hoeveel dan wel niet) molens draaien etc. Is er niet zoiets, vraag ik me af?

    Het is, denk ik, niet aan het Gilde om bij te houden wie, waar, hoeveel draait. Ik deel wel de inschatting dat er gelukkig maar heel weinig molens onbemand zijn. Volgens een schatting van De Hollandsche Molen zijn er zo'n 1.500 molenaars in Nederland.  Er zijn ongeveer 150 actieve Fryske Mounders, ongeveer 1.250 Gildemolenaars en (dus) circa 100 anderen.

     

     

  • reinier

    Bij het uitbrengen van de jubileumuitgave van de GILDEbrief, 40 jarig bestaan, hadden we die mogelijkheid om een en ander uit te zoeken.

    wij zijn dan wel een belangenvereniging voor Gvm leden, maar om te weten wat en hoe de molens bemand zijn is toch weer wat anders.

    via de website van DHM heb ik destijds getracht de molenaars en de eigenaren te zoeken. Dat lukt ook wel, maar de gegevens van DHM zullen ongeveer wel kloppen.

    er zou een brief meegaan naar gemeenten, moleneigenaren en molenverenigingen met een vragenlijst.

    ook voor de verzekeringen is dat belangrijk omdat veel molenaars nog altijd bij de vereniging Nederlandse gemeenten is verzekerd.

    zij keren echter een minimaal bedrag uit.

    zelf zou nog eens in het bestuur nog kunnen nagaan wat er toen allemaal mis is gegaan en waarom geen enquete formulier meegestuurd is.

    op deze gildenbrief is dan ook hoegenaamd geen respons geweest.

    wat dat betreft is er dus nog wel wat achterstallig werk te doen.

     

    Post is bewerkt op nov 21, 2014, 11:43 a.m. door denuijl

  • reinier

    denuijl

    Bij het uitbrengen van de jubileumuitgave van de GILDEbrief, ik was toen penningmeester 40 jarig bestaan, hadden we die mogelijkheid om een en ander uit te zoeken.

    wij zijn dan wel een belangenvereniging voor Gvm leden, maar om te weten wat en hoe de molens bemand zijn is toch weer wat anders.

    via de website van DHM heb ik destijds getracht de molenaars en de eigenaren te zoeken. Dat lukte ook wel, maar de gegevens van DHM zullen ongeveer toch wel kloppen.

    er zou een brief meegaan naar gemeenten, moleneigenaren en molenverenigingen met een vragenlijst.

    ook voor de verzekeringen is dat belangrijk omdat veel molenaars nog altijd bij de vereniging Nederlandse gemeenten zijn verzekerd.

    destijds heb ik de verzekeringspremie aardig terug weten te brengen door een enquete onder de provinciebesturen te houden met de vraag; hoeveel uur maalt de molen.?

    het bestuur nog kunnen nagaan wat er toen allemaal mis is gegaan en waarom geen enquete formulier meegestuurd is.

    op deze GILDEbrief is dan ook hoegenaamd geen respons geweest van moleneigenaren en gemeenten.

    wat dat betreft is er dus nog wel wat achterstallig werk te doen.

    Tekst wat bijgesteld

     

     

  • Henk Klöpping

    Dank voor de reacties op mijn vraag. Ik begrijp dat er ongeveer 1500 mulders zijn in Nederland, 1250 bij het GVM, 150 by het GFM en 100 die ofwel zelf eigenaar zijn, vakmolenaar zijn of die papierloos “gedoogd” worden.

    Hoeveel instructeurs zijn er eigenlijk in totaal? Even tellen:

    Groningen: 6

    Friesland: 5

    Drenthe: 4

    Overijssel: 13

    Noord Holland: 9 +

    Zuid Holland 11 +

    Utrecht: 2

    Gelderland: 8 +

    Zeeland: 11

    Noord-Brabant: 11

    Limburg: 12

    92 instructeurs - en daarnaast nog vaak mensen die hetzelfde werk doen maar dan anders heten (gastgevend molenaar, assistent-instructeur etc.)  of hetzelfde werk gedeeltelijk doen (gastgevend molenaars, gewone molenaars)

    Ga ik uit van 10-20 procent uitstroom per jaar en 1:1 aanvulling met nieuwe mulders, dan kom ik op iets van 150-300 leerlingen per jaar die we op moeten leiden. Ik leid zelf ook op, samen met collega Lammert Groenewold, ik heb dus een aardig idee van de hoeveelheid werk en tijd die er in gaat zitten.  Je kunt denk ik GEMIDDELD uitgaan van 1 leerlinge per jaar per instructeur. Daarbij ga ik uit van 2 jaar opleiding per leerling en niet meer dan 4 leerlingen per instructeur of instructieteam, anders wordt het toch echt te vol. Ik weet ook dat een deel van die 92 instructeurs niet erg actief is (al weet ik niet precies hoeveel dat er zijn). 

    Tel hier bij op dat er behoorlijk wat instructeurs zijn die al wat ouder zijn - we hopen ze nog lang op de molen te zien, maar toch - dan is het me inderdaad helder dat er een probleem ligt. Er moeten meer instructeurs komen en/of de bestaande moeten effectiever gaan werken. Niet een erg populair onderwerp in de molenwereld, dat “effectiever” en “efficienter” werken.. het is immers “maar” een hobby.

    Wel een hobby waar miljoenen in omgaan… we hebben een slag te maken, mensen.

     

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren
  • karel

    sjerp

    In Friesland zijn 17 instructeurs met 229 molenaars ( schatting 170 actief en 59 inactief) , en 35 leerlingen.

    Mijn ervaring is in 17 jaar opleiding  25 geslaagde molenaars, dus 1,5 molenaar per instructeur/leermeester per jaar.

    Verder schat ik de uitstroom op 6-10%: dus een gemiddelde vervangingtijd 10-16 jaar. In Friesland is wat dat betreft wel min of meer een evenwichtsituatie, maar dat kan elders anders liggen.

     

    Friesland heeft  dus 35 leerlingen en 17 leermeesters. Het Gilde heeft 803 leerlingen en 91 instructeurs.

    De gemiddelde “vervangingstijd” van molenaars is nu ongeveer 15 jaar, maar gaat dalen naar 10 jaar, omdat de leeftijd waarop mensen aan onze mooie hobby beginnen steeds hoger wordt. Naar verwachting zullen de komende 10 jaar zo'n 800 molenaars het voor gezien houden.

    Dat betekent dus dat we de komende tien jaar 80 molenaars per jaar moeten opleiden. Op termijn moet dat naar 120 geslaagden per jaar om een evenwichtsituatie te bereiken. Bij een uitvalpercentage van maar liefst 50 % betekent dat 240 nieuwe leerlingen per jaar. Gemiddeld blijven leerlingen 5 jaar bezig, dus dan ga je naar een leerlingenbestand van 1.200.

    Met het huidige, snel vergrijzende bestand aan opleiders begint hem dat over niet al te lange tijd te knijpen. Plaatselijk en regionaal is dat nu al het geval.

     

  • Henk Klöpping

    Hoi, Bart, overige lezers,

    Vrijwilligheid is in mijn ogen geen reden om het niet goed te doen. Denk aan de vrijwillige brandweer: voldoe je niet aan de eisen dan moet je er mee ophouden, we willen geen ongelukken. Ook molenaars en instructeurs hebben een uitzonderlijk grote verantwoordelijkheid en ook zij moeten het in mijn ogen aantoonbaar goed doen. 

    Gezien het verwachtte tekort aan instructeurs / molenaars denk ik dat we NU actie moeten ondernemen. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, we kunnen het dus maar beter gelijk goed doen.  Het is  zaak om twee dingen te doen: enerzijds drempels wegnemen die het moeilijk maken om instructie te geven en/of instructeur te worden, anderzijds op geen enkele manier gedogen dat de kwaliteit van opleiders afneemt.

    Bij het laatste beginnend: ik ben voor borging van die kwaliteit. Objectief, meetbaar en transparant. Er moet een actueel gehouden opleiding tot instructeur komen en een dito examen.  En dat examen moet het Gilde niet afnemen, mogelijk is het een rol voor DHM, net zoals we het voor molenaars ook doen.

    Het examen en de opleiding verzorgen wordt nog een uitdaging: het docentenvak is immers veel minder statisch dan het muldersvak. De instructeur anno 2020 zal niet alleen veel moeten weten van molens! Hij of zij moet ook iets snappen van hoe mensen dingen leren (retentie), hoe mensen te motiveren en te stimuleren.En kennis hebben van ACTUELE leermiddelen en ACTUELE leermethoden. En dat ook moeten bijhouden.

    Dit zou zeker voor nieuwe instructeurs op moeten gaan. Maar ook bestaande instructeurs zouden in mijn ogen best hun “innere Schweinehund”  eens een trap kunnen geven en meedoen. Zo heel moeilijk kan dat toch ook weer niet zijn voor mensen die al jaren lang met succes les geven. Dan heb je in Nederland wel iets heel bijzonders gedaan: dan heb je het hele traject netjes verzorgd en geborgd.

    Wat betreft het drempels verlagen: die slager die zijn eigen vlees keurt had ik al genoemd. Maar er bestaat bijvoorbeeld ook nog eens het beleid dat je niet meer dan 1 instructeur per regio mag hebben, laat staan meer dan 1 op een molen. Ik heb dat nooit begrepen, het is een absurditeit en het zorgt er niet voor dat we meer, maar juist MINDER mogelijkheden hebben om lessen te verzorgen.

    Hoe zou het moeten worden in mijn ogen: je wordt instructeur als je aan de eisen voldoet: getuigschrift molenaar behaald, 3 jaar of meer actief molenaar, opleiding tot instructeur gevolgd en aan de toelatingseis (examen, praktijkervaring voldaan. Na het examen wordt je door de examencommissie ingeschreven als instructeur bij het LANDELIJK Gilde. De rare ballotage door lokale bestuurders vervalt.  Er is danimmers ook geen “voordracht” meer nodig, je voldoet aan de eisen of niet, punt. 

    Hoe staan jullie er in, vraag ik me af?

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren
  • Henk Klöpping

    Hoi, Mike.

    Statistiekloos is denk ik de goede term, dank daarvoor.

    Die ook door jou geobserveerde houding - gebrek aan trots op je vak, de wens om ZELF je kwaliteit te borgen - komt helaas toch vaak voor.  Toen het Gilde hier het land in ging om te praten over opleiding van instructeurs (en men had het meen ik nog niet eens over examens en accreditering!) toen werd er, naar wat ik las in onze Gildebrief, toch wat afwerend gereageerd.  Men had liever dat er werd gesproken over ondersteuning van instructeurs.  Dat is heel erg gefocust op het belang van bestaande instructeurs, stel ik. Men houdt geen rekening met de belangen van moleneigenaren, de overheid, de molenaars en last but not least de leerlingen. 

    Ander punt is dat we zien dat de zittende club instructeurs vergrijst en uitdunt. Is het dan wel snugger om juist aan die club te vragen hoe het moet? Immers, als die dat wisten dan zouden ze het al lang gedaan hebben, stel ik.. 

    Daarnaast:  opleiden gaat niet democratisch. Ik leid zelf ook professioneel mensen op (niet alleen molenaars) en ik heb nog nooit meegemaakt dat ik aan het begin aan mijn leerlingen vroeg wat zij zouden willen leren en of, zo ja hoe we een toets of examen af zouden gaan nemen.  Dat staat namelijk al vast. voor ik begin (en daarom zitten die leerlingen er). Het curriculum word bepaald aan de hand van maatschappelijke eisen, marktwerking, input van leerlingen en leraren, wet- en regelgeving etc. en niet aan de hand van wat leerlingen zouden willen.  Die hebben een stem, maar zeker geen bepalende!

    Maar goed, ik kan nou wel wat brommen in de baard, maar dan moet ik ook met een alternatief komen, vind ik.

    En dat is er ook. We hebben er hier in Groningen zelfs al wat ervaring mee. In samenspraak met het lokaal Gildebestuur, de moleneigenaren en de andere instructeurs is een systeem bedacht wat sterk lijkt op wat we voor leerling molenaars ook doen.

    Het werkt met “kandidaat instructeurs” en “begeleiders”. De kandidaat instructeur dient 3 jaar molenaar te zijn. Hij of zij geeft aan instructeur te willen worden. Dan krijgt hij een begeleider toegewezen (een didact, in de praktijk is dat nu een bestaande instructeur). De kandidaat gaat dan zelfstandig lesgeven, maakt zijn eigen curriculum (met het Gildemateriaal als uitgangspunt, uiteraard) en hanteert de leerdoelen van het Gilde. De begeleider observeert en adviseert en dient tevens als borg dat de leerlingen goed onderwijs krijgen. Als de kandidaat het vak niet in de vingers krijgt zal de begeleider uitleggen waar het op vast zit en er alles aan doen om de kandidaat de missende vaardigheden bij te brengen. Mislukt dat, kan eventueel nog met een andere begeleider worden gewerkt, soms klikt het domweg niet tussen leerlng en docent. Maar normaliter zal de kandidaat instructeur het vak zo in de vingers krijgen. Dan volgt na 1-2 jaar een beoordeling door de instructeur. Als die positief is volgt voordracht en aanname. Pas daarna komt er dialoog met het bestuur van het Gilde hoe de instructeur in te zetten.

    Je neemt zo heel wat drempels weg. Ten eerste kan iemand op een wat geleidelijker manier “wennen” aan het lesgeven. Daarnaast is er geen ballotage meer van het lokale bestuur of de club van instructeurs: voldoet de kandidaat, dan voldoet hij en is hij instructeur, punt. Helaas keurt de slager ook hier nog steeds zijn eigen vlees, daar zou nog wat aan moeten worden gedaan.  En wat hoe dan ook mist is de theoretisch grondslag voor instucteurs, want je bent er echt niet als je veel weet van molens. Dat is een denkfout die al heel veel leerlingen heeft doen afhaken, vrees ik.

    Aanvullend zou je na moeten denken over de eisen die je aan de begeleidend instructeur moet stellen, want een “begeleider” die zelf geen enkele didactische vaardigheid heeft - daar zit ik niet op te wachten.

    Toch is het een stap in de goede richting, stel ik. Maar ook hier hoor ik graag jullie mening.

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren
  • Henk Klöpping

    Ik zal eens kijken of ik daar iemand te pakken kan krijgen, Bart. Misschien is het inderdaad tijd om ons licht niet langer onder zelfbedachte korenmaten te zetten..

    Wat betreft het niet met meerdere INSTRUCTEURS (let op: INSTRUCTEURS) op één molen les mogen geven: dat is hier in Groningen inderdaad het beleid sinds een tijdje.  Het vervelende is alleen wel dat er door die regel nu minimaal 2 mensen die al langere tijd met succes les geven de status “instructeur” niet kunnen krijgen.  Het bestuur weigert ze voor te dragen.

    Daarbij gaat het niet om kwaliteiten van de kandidaten. Ze krijgen bijvoorbeeld wel een aanbod om elders in de provincie les te gaan geven en daar dan WEL instructeur te worden.  De officiele reden voor dit vreemde beleid is dat men wil komen tot een regionale spreiding van instructeurs. Overigens ben ik het met dat beleid van harte eens, maar je moet dat in mijn ogen niet afdwingen op een manier dat het ten koste gaat van potientiele nieuwe instructeurs. Op basis van vrijwilligheid en goed overleg moet dat ook wel lukken stel ik.

    Je kunt dan nog wel “assistent-instructeur” worden. Dat klinkt mooi, maar het is een farce. Je geeft dan namelijk wel les,  maar er is een andere instructeur verantwoordelijk voor jouw leerlingen. Zelfs als jij alles zou doen, de volledige opleiding - het wordt dan bijgeschreven op het konto van de instructeur die aanvraagt, want die doet de aanvraag.  Nou ja, dan kun je net zo goed gewoon molenaar blijven, want die mag dat ook allemaal al. Sterker nog: die mag meer en hoeft minder! De gewoon molenaar heeft geen termijn van maximaal 5 jaren (waarna het bestuur gaat herbezien etc.) noch heeft hij verplichtingen om aanwezig te zijn bij bijeenkomsten.  Je zou dus wel gek zijn als je zoiets tekende.

    Ik heb ook geen idee wat je aan dit soort rare regeltjes moet doen. Het is in feite iets wat het regio-bestuur zo maar kan bedenken (en dat deden ze dus ook) en je kunt er niet veel aan doen. Shoganai.

     

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren
  • Henk Klöpping

    Sja, Bart, de terminologie is inderdaad verwarrend.  Maar ik verzin dit echt niet zelf hoor: ik heb een officieel schrijven van het lokaal bestuur en daar staat het duidelijk in. Ik citeer "per instructiemolen kennen we één instructeur Hij/zij kan zichzelf geassisteerd weten door een assistent-instructeur.“ En dat het verwarrend is was de schrijver ook duidelijk, want hij vervolgd: ”Deze laatst genoemde functie wordt landelijk ‘stagemolenaar’ genoemd".  Cursief en onderlijning door mij, trouwens. 

    Verder moet je weten (staat ook in die brief trouwens) dat men in Groningen de boel in regio's heeft verdeeld en dat er per regio één lesmolen (instructiemolen) is aangewezen. En per lesmolen mag er dus maar één instructeur zijn. Dat vertaalt zich dus samen naar “per regio mag er maar één instructeur zijn”.

    De “begeleid leren” methode die ik hierboven schetste is trouwens ook al letterlijk JAREN lang officeel beleid van onze afdeling.  Sterker nog: het idee is hier in Slochteren bedacht, indertijd met de voorzitter van het bestuur doorgenomen en nu dus officieel beleid. Ik ben zelfs nog (volledig vrijwillig!) proefkonijn geweest. En dus heb ik een aantal jaren les gegeven onder begeleiding van een instructeur. Die mij daarna heeft voorgedragen als “geschikt”. En ik ben toen - ook dat heb ik zwart op wit - ook door het regionaal bestuur geschikt bevonden om instructeur te worden!  

    Maar.. vervolgens ben ik niet voorgedragen,  Hoe komt dat dan? Nou, omdat ik in een regio les wil geven waar al een instructeur rondloopt…

    Ik woon op loopafstand van de molens aan de Groenedijk (1 staat nota bene in mijn tuin, de andere 3 liggen op 10 minuten lopen afstand) en op de molen in Kolham (een geweldige korenmolen die 5 kilometer verderop staat. Dat spaart een hoop gereis, de molens zijn heel gevarieerd en als je dat combineert met een aantal excursies en gastlessen op “andere molens” heb je het goed voor elkaar is ons gebleken.  Verder kan ik meer dan prima met de eigenaar en met de andere instructeur door één deur. We werken al jaren intensief samen op dit gebied. Daar wil ik dus blijven lesgeven, samen met die andere instructeur zoals we dat al jaren doen.

    Maar het mag dus niet onder de noemer “instructeur” -  want al die molens vallen in een regio waar al iemand les geeft - oh ironie: en wel degene die mij jarenlang begeleid heeft! Die zou hartstikke blij zijn als ik instructeur werd, ik ook, iedereen - denk ik dan - maar  nee dus, er is een regeltje en dat hanteert men ijzerenheinig. Je gaat er bijna wat van denken.

    Sja, en als je dan leest dat we groot gebrek aan instructeurs hebben dan sta je toch echt even wat raar te kijken…

    Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren
  • karel

    Henk Klöpping

    Sja, Bart, de terminologie is inderdaad verwarrend.  Maar ik verzin dit echt niet zelf hoor: ik heb een officieel schrijven van het lokaal bestuur en daar staat het duidelijk in. Ik citeer "per instructiemolen kennen we één instructeur Hij/zij kan zichzelf geassisteerd weten door een assistent-instructeur.“ En dat het verwarrend is was de schrijver ook duidelijk, want hij vervolgd: ”Deze laatst genoemde functie wordt landelijk ‘stagemolenaar’ genoemd".  Cursief en onderlijning door mij, trouwens. 

    Verder moet je weten (staat ook in die brief trouwens) dat men in Groningen de boel in regio's heeft verdeeld en dat er per regio één lesmolen (instructiemolen) is aangewezen. En per lesmolen mag er dus maar één instructeur zijn. Dat vertaalt zich dus samen naar “per regio mag er maar één instructeur zijn”.

    De “begeleid leren” methode die ik hierboven schetste is trouwens ook al letterlijk JAREN lang officeel beleid van onze afdeling.  Sterker nog: het idee is hier in Slochteren bedacht, indertijd met de voorzitter van het bestuur doorgenomen en nu dus officieel beleid. Ik ben zelfs nog (volledig vrijwillig!) proefkonijn geweest. En dus heb ik een aantal jaren les gegeven onder begeleiding van een instructeur. Die mij daarna heeft voorgedragen als “geschikt”. En ik ben toen - ook dat heb ik zwart op wit - ook door het regionaal bestuur geschikt bevonden om instructeur te worden!  

    Maar.. vervolgens ben ik niet voorgedragen,  Hoe komt dat dan? Nou, omdat ik in een regio les wil geven waar al een instructeur rondloopt…

    Ik woon op loopafstand van de molens aan de Groenedijk (1 staat nota bene in mijn tuin, de andere 3 liggen op 10 minuten lopen afstand) en op de molen in Kolham (een geweldige korenmolen die 5 kilometer verderop staat. Dat spaart een hoop gereis, de molens zijn heel gevarieerd en als je dat combineert met een aantal excursies en gastlessen op “andere molens” heb je het goed voor elkaar is ons gebleken.  Verder kan ik meer dan prima met de eigenaar en met de andere instructeur door één deur. We werken al jaren intensief samen op dit gebied. Daar wil ik dus blijven lesgeven, samen met die andere instructeur zoals we dat al jaren doen.

    Maar het mag dus niet onder de noemer “instructeur” -  want al die molens vallen in een regio waar al iemand les geeft - oh ironie: en wel degene die mij jarenlang begeleid heeft! Die zou hartstikke blij zijn als ik instructeur werd, ik ook, iedereen - denk ik dan - maar  nee dus, er is een regeltje en dat hanteert men ijzerenheinig. Je gaat er bijna wat van denken.

    Sja, en als je dan leest dat we groot gebrek aan instructeurs hebben dan sta je toch echt even wat raar te kijken…

    =11.0ptUitspraak van de Opleidingsraad van het Gilde van Vrijwillige Molenaars ;

    “Koppelen van leerling is niet aan molen maar aan instructeur, dus zouden 2 instructeurs op 1 molen kunnen.”