Hoi, Mike.
Statistiekloos is denk ik de goede term, dank daarvoor.
Die ook door jou geobserveerde houding - gebrek aan trots op je vak, de wens om ZELF je kwaliteit te borgen - komt helaas toch vaak voor. Toen het Gilde hier het land in ging om te praten over opleiding van instructeurs (en men had het meen ik nog niet eens over examens en accreditering!) toen werd er, naar wat ik las in onze Gildebrief, toch wat afwerend gereageerd. Men had liever dat er werd gesproken over ondersteuning van instructeurs. Dat is heel erg gefocust op het belang van bestaande instructeurs, stel ik. Men houdt geen rekening met de belangen van moleneigenaren, de overheid, de molenaars en last but not least de leerlingen.
Ander punt is dat we zien dat de zittende club instructeurs vergrijst en uitdunt. Is het dan wel snugger om juist aan die club te vragen hoe het moet? Immers, als die dat wisten dan zouden ze het al lang gedaan hebben, stel ik..
Daarnaast: opleiden gaat niet democratisch. Ik leid zelf ook professioneel mensen op (niet alleen molenaars) en ik heb nog nooit meegemaakt dat ik aan het begin aan mijn leerlingen vroeg wat zij zouden willen leren en of, zo ja hoe we een toets of examen af zouden gaan nemen. Dat staat namelijk al vast. voor ik begin (en daarom zitten die leerlingen er). Het curriculum word bepaald aan de hand van maatschappelijke eisen, marktwerking, input van leerlingen en leraren, wet- en regelgeving etc. en niet aan de hand van wat leerlingen zouden willen. Die hebben een stem, maar zeker geen bepalende!
Maar goed, ik kan nou wel wat brommen in de baard, maar dan moet ik ook met een alternatief komen, vind ik.
En dat is er ook. We hebben er hier in Groningen zelfs al wat ervaring mee. In samenspraak met het lokaal Gildebestuur, de moleneigenaren en de andere instructeurs is een systeem bedacht wat sterk lijkt op wat we voor leerling molenaars ook doen.
Het werkt met “kandidaat instructeurs” en “begeleiders”. De kandidaat instructeur dient 3 jaar molenaar te zijn. Hij of zij geeft aan instructeur te willen worden. Dan krijgt hij een begeleider toegewezen (een didact, in de praktijk is dat nu een bestaande instructeur). De kandidaat gaat dan zelfstandig lesgeven, maakt zijn eigen curriculum (met het Gildemateriaal als uitgangspunt, uiteraard) en hanteert de leerdoelen van het Gilde. De begeleider observeert en adviseert en dient tevens als borg dat de leerlingen goed onderwijs krijgen. Als de kandidaat het vak niet in de vingers krijgt zal de begeleider uitleggen waar het op vast zit en er alles aan doen om de kandidaat de missende vaardigheden bij te brengen. Mislukt dat, kan eventueel nog met een andere begeleider worden gewerkt, soms klikt het domweg niet tussen leerlng en docent. Maar normaliter zal de kandidaat instructeur het vak zo in de vingers krijgen. Dan volgt na 1-2 jaar een beoordeling door de instructeur. Als die positief is volgt voordracht en aanname. Pas daarna komt er dialoog met het bestuur van het Gilde hoe de instructeur in te zetten.
Je neemt zo heel wat drempels weg. Ten eerste kan iemand op een wat geleidelijker manier “wennen” aan het lesgeven. Daarnaast is er geen ballotage meer van het lokale bestuur of de club van instructeurs: voldoet de kandidaat, dan voldoet hij en is hij instructeur, punt. Helaas keurt de slager ook hier nog steeds zijn eigen vlees, daar zou nog wat aan moeten worden gedaan. En wat hoe dan ook mist is de theoretisch grondslag voor instucteurs, want je bent er echt niet als je veel weet van molens. Dat is een denkfout die al heel veel leerlingen heeft doen afhaken, vrees ik.
Aanvullend zou je na moeten denken over de eisen die je aan de begeleidend instructeur moet stellen, want een “begeleider” die zelf geen enkele didactische vaardigheid heeft - daar zit ik niet op te wachten.
Toch is het een stap in de goede richting, stel ik. Maar ook hier hoor ik graag jullie mening.
Henk Klöpping, Molen van de Groote Polder, Slochteren