Dat is iets dat ik ook dolgraag zie gebeuren, de vraag is alleen waar. De gehele romp is ongeveer negen jaar geleden opgeruimd en voor zo ver ik weet vernietigd, het enige dat nog over is, is de boven as en roeden. Tot twee jaar geleden herinnerde alleen de molenaars woning, samen met een paar kruipalen aan het kalverdijkje, nog aan de molen. Vorig jaar, na dat de woning door de gemeente naar de vlakte gegooid is, is er een nieuwe tennisbaan op deze plaats aangelegd, dus de molen hier te laten herreizen is onmogelijk.
Verder is er destijds wel door de gemeente over gedacht om de molen te herbouwen, het is hier echter nooit van gekomen omdat de molen op de plaats niet genoeg windvang zou hebben. Dit is ook de reden waarom de molen voor de brand nooit draaide. Wel waren er voor de brand plannen om een betere plaats te gaan zoeken, buiten de stad, waar wel genoeg wind is.
Mvg. Stefan Teeling
Hier een open brief over de Cammingabuurster poldermolen, van het toenmalige B&W aan de Gemeenteraad (5 oktober 2000):
"Een toekomst voor de molen aan het Kalverdijkje
———————————————————–
Bijlage nr. 136
Aan de gemeenteraad.
INLEIDING
Op 11 mei 1994 is door brandstichting de Camminghabuurster¬poldermolen aan het Kalverdijkje nagenoeg volledig in de as gelegd; weinig meer dan de fundering bleef van het monument over. Sindsdien is meermalen de vraag gesteld wat te doen met de (restanten van de) molen. Inmiddels zijn de jaren verstreken en diverse initiatieven gestrand. Terwijl in die periode de gemeente en andere betrokkenen overleg pleegden over een toekomst voor de molen, trokken anderen er bij nacht en ontij op uit om op de locatie de overgebleven geeltjes te roven. Deze duistere praktijken hebben de gemeente ad hoc doen besluiten om tot het moment van besluitvorming de overblijfselen van de molen te redden door tijdelijke opslag. De – inmiddels verdwenen – molen staat als object nog wel op de rijksmonumentenlijst. In dit raadsvoorstel wordt een antwoord gegeven op de vraag wat te doen met de ‘molen’.
Beschrijving
De molen aan het Kalverdijkje, in het rijksmonumenten¬register als ‘poldermolen uit plm 1850’ opgenomen onder nummer 24506, was een poldermolen van het monnikstype (grondzeiler), vergelijkbaar met de Bullemolen en de Froskepôlle-molen. De huidige plek van de molen is de oorspronkelijke. De molen was niet maalvaardig en in de publicatie Friese Molens (Leeuwarden, 1995) wordt er geen landschappelijke waarde aan toegekend.
De cultuurhistorische waarden van de molen in de authentieke staat waren dus niet volstrekt uniek. Een herbouwde molen zou geen andere cultuurhistorische waarde bezitten dan de uiterlijke verschijningsvorm.
Vóór de brand
Na restauraties in de jaren ‘70 en ‘80, die nodig waren omdat de onderhoudsstaat te wensen overliet, was in 1988 voor het eerst het idee geopperd om de molen te verplaatsen. Aan het Kalverdijkje was door de jaren heen laag- en hoogbouw verrezen, die voor een ernstige belemmering van de windvang zorgden.
In 1989 stelde de gemeente voor om een locatie ten oosten van de Grote Wielen aan te wijzen. De stichting De Fryske Môle, die zich kandidaat had gesteld voor de overname en het weer maalvaardig maken van de molen, kon zich in dit voorstel vinden. De financiering van de verplaatsing en het in maalvaardige toestand brengen bleef echter een knelpunt.
In oktober 1990 bracht een firma offerte aan de gemeente Leeuwarden uit voor de verhuizing. De achterliggende gedachte was om de kosten van de verplaatsing te dekken uit de baten van grondexploitatie – er zou aan het Kalverdijkje immers een strook grond vrijkomen die geschikt was voor hergebruik. Met instemming van Hûs en Hiem en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg werd tweeënhalf jaar later de procedure ingezet voor een verplaatsingsvergunning op grond van de Monumentenwet, doch marktontwikkelingen hadden het onderwijl onaannemelijk gemaakt dat er op korte termijn woningbouw aan het Kalverdijkje zou worden gepleegd en er derhalve financiële middelen beschikbaar zouden komen voor de verhuizing.
De brand die in het najaar van 1994 de molen in rook deed opgaan, maakte voor het moment een einde aan alle gesprekken.
Na de brand
Na de vlammenzee was weinig van de molen overgebleven: zwartgeblakerde delen van het houtskelet, de uit ‘geeltjes’ opgetrokken fundering, de wiekenas en enkele roeden.
Voor de toekomst van de molen werden verschillende scenario’s bedacht: herbouw op dezelfde locatie aan het Kalverdijkje en overname van het restant om elders de molen te herbouwen.
Een eerste mogelijkheid was herbouw op de oude plek. De kosten hiervan werden door de Dienst Welzijn en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg geraamd op f 400.000,- à f 450.000,- excl. BTW. Ondanks de brand bleef een deel van de verplaatsingskosten van in totaal circa f 80.000,- overeind (bouwrijp maken van nieuwe locatie en dergelijke). De totale kosten zouden dan f 440.000,- à f 490.000,- excl. BTW belopen.
Daar staat tegenover dat de verzekeringsmaatschappij alleen de opruimkosten van de restanten aan het Kalverdijkje als premie heeft willen uitkeren, te weten f 35.000,-. Dit met de beschikbare begrotingsruimte voor regulier onderhoud die na de brand bleef gereserveerd, bracht het totale beschik¬bare bedrag op ruim f 40.000,- in 1995.
Na aftrek van de kosten die zijn gemaakt om de restanten te vrijwaren van vernieling en/of diefstal en van afboeking van de resterende (geringe) boekwaarde van de molen per 1 januari 1996 resteert thans nog een bedrag van ongeveer
f 37.600,-. Een eenvoudige rekensom leert dan dat de gemeente uit eigen middelen f 402.400,- à f 452.400.- excl. BTW op tafel moet leggen alvorens tot herbouw kan worden overgegaan. Het is onrealistisch te veronderstellen dat er binnen een redelijk afzienbare termijn zicht komt op financiële dekking van zo’n fors bedrag, mede gelet op het achterwege blijven van woningbouwontwikkelingen.
Een tweede mogelijkheid was overname van de bruikbare onderdelen van de molen met de bedoeling deze buiten de gemeentegrenzen te herbouwen. In reactie op verzoeken van de Stichting Aylvapolder en later van de Stichting Stadsbeeld Hindelopen om overname van het molenrestant, heeft de gemeente aan deze stichtingen respectievelijk eind 1996 en begin 1998 een voorstel gedaan. Zij stelde hun bovendien een financiële tegemoetkoming van f 50.000,- in het vooruitzicht (f 37.500,- aan verzekerings- en onder¬houdsgelden en f 12.500,- ten laste van Onvoorzien Stadsvernieuwing 1997).
Alle goede bedoelingen ten spijt werd in brieven van respectievelijk 9 december 1997 en 11 november 1998 gesteld dat – wegens financiële obstakels - het voorstel niet kon worden aanvaard. Hiermee kwam een einde aan de pogingen de molen elders te doen laten herrijzen.
Uit de brand
Uit voorafgaande blijkt dat noch herbouw, noch overname en verplaatsing haalbare opties zijn. In beide gevallen zou het gaan om een reconstructie van een object dat op zich al geen uniciteitswaarde bezat. Bovendien zijn de kosten zeer hoog en bestaan er geen zekerheden voor financiële dekking.
Ten langen leste stellen wij u daarom thans voor om de molen af te (laten) voeren van de rijksmonumentenlijst.
De bevoegdheid daartoe berust bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (Mw 1988, art. 8, lid 1), zodat uw besluit het karakter heeft van een verzoek aan de Minister.
Wanneer de Minister instemt met het voorstel tot afvoering kan ingegaan worden op een verzoek van de Stichting Fryske Môle tot overname van de restanten. De stichting heeft tientallen molens in Fryslân in eigendom en heeft tot taak deze te onderhouden. Enige tijd geleden heeft zij de gemeente laten weten dat, mocht het niet tot herbouw van de molen op enigerlei plek in Fryslân kunnen komen, zij interesse heeft in overname van de nog bruikbare onderdelen als roeden en geeltjes; deze zullen dan gebruikt kunnen worden voor molens elders in Fryslân. Bij overdracht van de resten zal de Stichting gevraagd worden de onderdelen met name te bestemmen voor restauratieplannen (voor zover aanwezig) in een van de buurgemeenten. Gebleken is al dat de gemeente Leeuwarderadeel bij een restauratie van een molen de resten goed zou kunnen gebruiken. Overdracht aan bijvoorbeeld de gemeente Leeuwarderadeel past in het streven van het college om op cultuurgebied meer samen te werken met buurgemeenten. Zou het dus niet voor de hand liggend zijn om – indien de molen-Kalverdijkje afgevoerd wordt van de rijksmonumentenlijst - de restanten over te dragen aan de Stichting Fryske Môle?
Dan blijft de vraag over wat te doen met het resterende bedrag aan verzekeringspenningen en onderhoudsreservering (f 37.600,33 eind 1999), dat geparkeerd staat bij de Dienst Stadsontwikkeling. Wij stellen voor om het beschikbare budget te investeren in de Froskepôlle-molen (1896). Deze molen, die eigendom is van de gemeente en die al is opgenomen in het meerjarenprogramma BRRM, behoeft nodig vervanging van de rieten kap.
Resumerend stellen wij u voor de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen te verzoeken om de molen aan het Kalverdijkje af te voeren van de rijksmonumentenlijst en om vervolgens na de wijziging van het monumentenregister akkoord te gaan met de overdracht van bruikbare onderdelen van de molen aan de Stichting Fryske Môle. Tenslotte stellen wij u voor om het resterende bedrag aan verzeke¬ringsuitkering en onderhoudsreservering, ad f 37.600,33, aan te wenden voor de vervanging van de rietkap op de Froskepôlle-molen.
Onder mededeling dat de Commissie Stadsontwikkeling u heeft geadviseerd met ons voorstel in te stemmen, en wel op 19 september 2000, stellen wij u voor om de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen te verzoeken de molen-Kalverdijkje af te voeren van de rijksmonumentenlijst.
Leeuwarden, 5 oktober 2000.
Burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
L.B.M. van Maaren-van Balen, burgemeester.
mr. F.M.J. Steijvers, secretaris."
Bron: kant.leeuwarden.nl/ris/documentoriginal.asp?oid=30524