De reacties onder mijn voorgaande bijdrage zijn begrijpelijk als je molens puur als molen bekijkt: als volledig bedrijfsvaardig maalwerktuig, en dat in een zo historisch gaaf mogelijke omgeving als was het nog vroeger. Stel ik gelijk de vraag: wanneer in de termen van vroeger op die plek: 1750, 1850, 1900, 1925, 1950, 1960, 1970, 1980?
Natuurlijk onderschrijf ook ik de acties waar wordt gepoogd een goede molenbiotoop te handhaven of te verkrijgen (niet door de molen te verplaatsen of verhogen, maar door bijv. bomenkap, etc.).
Maar tegelijk constateer ik, dat de ontwikkelingen (de tijd!) doorgaat en dat molens daardoor steeds verder van hun oorspronkelijke doel en ontstaanscontext komen af te staan. Dit is een natuurlijk gegeven, dat voor de gehele gebouwde omgeving c.q. alle monumenten geldt.
Heel abstract: maar over 1000 jaar zou er wel eens heel weinig over kunnen zijn van de molens die we nu kennen. In een mensenleven merk je het nauwelijks, maar er is wel degelijk sprake van een proces dat eindig is, maar dat zich ook steeds weer vernieuwd met nieuwe ontwikkelingen (zie in onze interessesfeer bijvoorbeeld de windmotoren: eerst verguisd als vijand van de houten molens, nu bejubeld als monument!).
Betreffende de omgeving van molens, zo schreef ik, hoef je in veel situaties (bijv. Randstad) maar een of twee generaties terug in de tijd, en je (her)kent de wereld van toen niet terug. Dat zijn niet geen statements of veroordelingen, maar louter droge constateringen betreffende de ontwikkelingen die plaats hebben gevonden en die voortdurend plaatsvinden, en die tegelijk de context creeren waardoor cultuurhistorische waarden worden gegenereerd. Die worden niet bepaald door het vaak nagestreefde Anton Pieck-plaatje, maar door de afleesbare geschiedenis. En die is niet maakbaar, net als de reeds gepasseerde geschiedenis van je eigen huis of die van je eigen leven niet maakbaar is.
Groet, Frank