Klinken van Potroede

  • Oane Visser

    Ja, bij houten masten had en heeft men de ondermast, mars-steng en bramsteng. Bij de ijzeren masten voor grotere en grote zeilschepen werden de ondermast en mars-steng niet meer verdeeld maar werd het één lengte. De bramsteng was echter, zeg maar een los verlengstuk van de ondermast met mars-steng. De bramsteng moest namelijk geschoten kunnen worden (dat is voor de mars-steng langs naar beneden laten zakken) om onder sommige bruggen in Amerika door te kunnen varen. Een ontzettende hoop werk maar zo werd geld om het schip met lichters te lossen uitgespaard. Ook werden bramstengen met een zware storm soms geschoten.

    Wat het klinken van masten en ra's betreft heb ik mij dat ook altijd voorgesteld zoals u het beschrijft; met een tegenhouder aan een lange arm. Zeker ben ik daar evenwel niet van en ik dacht dat ik nu mogelijk een kans heb om er achter te komen hoe het klinken van masten e.d. in zijn werk ging; dus vragen. En ja, iemand die de klinken tegenhoudt heet een tegenhouder en het stuk gereedschap ook (voor zover ik weet). Als het stuk mast of steng wijd genoeg was zal er vast wel iemand ingestuurd zijn om de nagel tegen te houden. Dat zal gemakkelijker geweest zijn dan dat met een lange arm te doen. Een hoop van die klinkers zullen dus na kortere of langere tijd wel zo ongeveer stokdoof geworden zijn.

    Oane Visser

  • Andreas de Vos

    Dag Oane,

    Ja ik weet het, van die mast, mars- en bramstengen, de kalven, wangen en ezelshoofden etc. Ik dacht ook wel dat de ijzeren masten tot de top van de bramsteng (die er dus niet meer is) door liepen. Maar niet altijd dacht ik. Soms is de marssteng er nog wel, misschien nog van hout. Bij de grote en modernere klippers en andere grote zeilers zal dat wel snel weg gemoderniseerd zijn toen de masten van ijzer werden. Kijk maar eens op deze foto

    Het blijft een mooi schip, de Cutty Sark, een van de eerste (de eerste) composiet schepen. IJzeren spanten met een houten romphuid. Vreselijk dat er brand is geweest tijdens onderhoudswerk. Ik ben er niet zeker van dat de bramstengen van hout zijn, maar ze zijn wel bruin, hoewel dat niets zegt over het materiaal. De ondermasten zijn wel van ijzer als ik het goed heb.

    Groetsels,

    Andreas de Vos

    P.S. U mag wel jij zeggen tegen mij

  • Oane Visser

    Uiteraard een heel goeie zaak als de oude ambachten gedocumenteerd worden. Wanneer echter het gereedschap dat voor die ouden ambachten nodig is verdwijnt dan heeft de praktijk er niet veel aan. De gereedschappen zullen dus ook bewaard moeten blijven. Bij Draaisma klinken ze de nieuwe plaat op de oude roede door die op te rollen omdat zij vermoedelijk het juiste gereedschap om het te doen zoals vroeger niet meer hebben (in het oud ijzer gegaan?).

    Dus wel speciaal gereedschap om de klinken tegen te kunnen houden. Dat heb ik namelijk ook altijd gedacht. Daarom maakte een scheepswerf als een van de eersten dus molenroeden. Zij hadden de kennis en het gereedschap om die roeden te klinken. In wezen is het maken van roeden namelijk niet veel anders dan het maken van masten of ra's voor zeilschepen.

    Ik denk trouwens wel dat het iets (hopelijk niet veel) uit maakt hoe de plaat geklonken wordt. Als de plaat opgerold wordt is er bij het klinken altijd kans op dat de plaat, tussen de klinken in, niet helemaal stijf tegen het hoekijzer aan komt te liggen. Op zichzelf zal dat voor de sterkte niets of hoegenaamd niets uitmaken maar er kan dan wel water tussen de plaat en het hoekijzer kruipen, en eenmaal nat bijna nooit weer droog; met roesten tot gevolg. Het heet stoken voor het terug buigen van de plaat is mijns inziens niet aan te bevelen. De klinken worden roodgloeiend geklonken zodat zij de plaat bij het afkoelen heel vast tegen het hoekijzer trekken. Wanneer de plaat ook heet gestookt wordt is het krimpeffect van de klinknagel verloren omdat de plaat tijdens het afkoelen ook krimpt. Of het niet kan wil ik niet beweren, maar je moet dan wel heel goed klinken om te voorkomen dat de klinken later los komen te zitten. Wanneer een vlakke plaat geklonken wordt dan heeft men dit allemaal niet en zitten de plaat en het hoekijzer muurvast. Bij de ijzeren schepen was het klinken voldoende om de huidplaten waterdicht te krijgen.

    Oane Visser

  • Frans

    Wikipedia zegt er niet veel meer over .

    Het proces van met een klinknagel door kloppen onderdelen aan elkaar vastslaan heet klinken, de arbeider klinker. Hij wordt geholpen door de nageljongen, die de gloeiende nagel door het gat steekt en de aanhouder, die ervoor zorgt dat de nagel bij het klinken niet terug naar buiten komt.

    Stalen nagels tot een diameter van 8 mm werden meestal koud geklonken, daarboven werden nagels warm geklonken.

    1 Een stalen klinknagel of bout met aangevormde klinkkop wordt verhit.

    2 Eenmaal roodgloeiend wordt het door een gat (het klinkgat) in de te verbinden delen gestoken en tegengehouden door een dolly in het Engels (het Nederlandse woord is sluitkop??).

    3 Het uitstekende rechte uiteinde wordt vastgeklonken. Als de kop een bepaalde vorm moet hebben, dan gebruikt men daarvoor een snapper. Dat is een staaf waarin de gewenste vorm is uitgedraaid. Dat klinken gebeurt tegenwoordig met behulp van een door perslucht aangedreven klinkhamer, oorspronkelijk gebeurde dit met de hand.

    4 Doordat het staal krimpt bij het afkoelen, ontstaat een voorspanning in de klinknagel, die het geheel extra sterk maakt.

  • Jacob Dekker

    Hallo Oane

    Je schreef o.a.

    ——————————————————-

    > Bij de ijzeren schepen

    > was het klinken voldoende om de huidplaten

    > waterdicht te krijgen.

    Uit mijn ervaringen zowel in scheepsbouw als in machinebouw (bedrijfsleider bij een middelgrote scheepswerf en machinefabriek) wil ik toch nog hierop een aanvulling geven. Een klinknaad is zoals jij zegt niet vanzichzelf waterdicht, want de laatste bewerking van zo'n naad bestaat uit het zogenaamde koken. Dat heeft niets te maken met koken zoals dat algemeen bekend is als het koken van b.v. aardappelen, maar is een Nederlandse verbastering van het Engelse werkwoord to caulk.

    Dit koken bestaat uit het met een speciale kookbeitel dichtstempelen van de naad tussen de twee door klinknagels aan elkaar verbonden delen. Dit werd zowel bij schepen als bij stoomketels gedaan.

    Groet, jAAp

  • Leen Boshuizen

    Op de werven hier in Bolnes waren het aanhouders,nageljongens en klinkers.

    Vr,gr. Leen Boshuizen.

  • Jacob Dekker

    Hallo Oane

    Je schreef

    ——————————————————-

    > Een hoop van die

    > klinkers zullen dus na kortere of langere tijd wel

    > zo ongeveer stokdoof geworden zijn.

    Nou daar kan ik een bevestigend antwoord op geven. Op de scheepswerf en machinefabriek, waar ik in 1963, na een jaar of zeven te hebben gevaren als scheepswerktuigkundige, in dienst trad, had men toen nog een paar oude rotten ketelmakers in dienst, die de tijd van geklonken Schotse ketels bouwen en repareren nog hadden meegemaakt en die waren stuk voor stuk behoorlijk doof.

    Groet, jAAp

  • Oane Visser

    De naden (is de juiste naam voor die overlappingen niet 'landen"?) trokken, in het algemeen, door het klinken dus niet waterdicht. Ik heb dat ooit wel eens gelezen maar dat klopte dus niet (altijd).

    Wat het ‘koken’ betreft heb ik daar (nu u het schrijft kwam me dat weer in de zin) ook wel eens iets over gelezen. Het was dus vroeger ook al zo dat men liever een Engels woord vernederlandste dan er een bestaand woord voor te gebruiken. Om over een nieuw woord bedenken maar te zwijgen. De Engelsen deden het (in dit geval) dus wel; een bestaand (werk)woord voor een andere werkwijze en / of ander materiaalgebruik benutten. “To caulk” komt uit de tijd van de houten schepen en betekent ‘breeuwen’. Dat wil zeggen: met een hamer en speciale beitel zgn. ‘werk’ (hennepvezels) in de naden tussen huid-delen slaan zodat die waterdicht werden / worden. Voor de ijzeren schepen hebben ze de benaming voor, in principe, werk met hetzelfde doel over genomen.

    Oane Visser

  • Erik Stoop

    Tien jaar geleden sprak ik iemand die in 1936 in de z.g. roeienloos oftewel roedenloods van de gebroeders Pot te Kinderdijk werk vond. Letterlijk schrijft De Wit mij: “De aan mij toegedachte werkzaamheden bestonden uit het z.g. ‘nagelheten’, dat was klinknagels heet maken op een veldsmidse waarvan de blaasbalg aangedreven werd door een trap-mechanisme .” Daarnaast moest hij ‘slingeren’ met de slingerpons voor het maken van de nagelgaten.

    Verder schrijft hij: “Wanneer alle delen van de roede volgens tekening door afschrijven, knippen, ponsen, enz. gereed waren kon het monteren beginnen. De klinkerploeg kwam in actie en nagelde deel voor deel stevig aan elkaar. Het geheel kwam op schragen te staan.

    Zo’n klinkerploeg bestond uuit vijf personen nl. twee klinkers, een tegenhouder (dolly-man), een induwer (indauwer) of nageljongen en een nagelheter, allen op elkaar ingesteld. In de kleine ruimte van de roe hanteerde de tegenhouder de dolly met als steunpunt een haak, opgehangen in een ponsgat.” Tot zover De Wit.

    De laatste plaat werd licht omgebogen, zoals te zien is op de foto. Achter de man met de haak is te zien hoe de plaat omhoog steekt.

    Veel informatie over roeden staat in het themanummer van Molenecho’s 12de jaargang nummer 3 mei-juni 1984, onder de titel De ontwikkeling van de ijzeren en stalen molenroeden in Nederland en België. Bouw, terminologie en historiek door F.D.M. Weemaes, I.J. de Kramer en L. Goeminne. Zeer aanbevolen.

    Groet, Erik

  • Andreas de Vos

    Prachtige foto Erik, en teven sheel illustratief hoe men bij Pot de roeden fabriceerde. Toch kan ik me voorstellen dat voor de dikkere platen nabij de askop dat licht ombuigen misschien wel achterwege gelaten werd, maar misschien ook niet. Voor de dunnere kan het misschien zonder verhitten wel (takeltje eraan, hoewel dat op de foto niet te zien is).

    De genoemde haak zal niet de haak van die man zijn, die duidelijk een haak als prothese lijkt te hebben. Die heeft ooit eens een (deel van zijn) linker arm verloren.

    Groetsels,

    Andreas de Vos

    PS, ik heb een video met daaop een documentaire in zwart-wit van de LMS over de bouw van een nieuwe stoomlocomotief, waarbij o.a. het klinken van de ketel te zien is. De tegenhouder zit dacht ik in de ketel en drukt de dolly (aanhouder) tegen de nagel. Die dolly hangt met een veer die in een ander nagelgat is gehaakt. Ik moet dat nog maar eens gaan bekijken, misschien is het de klinker die de pneumatische hamer met een veer aan de ketel heeft gehaakt (i.v.m. het gewicht).