Pandsel Schreef:
——————————————————-
> (…) met de buitenroed komend. Want, zei hij, de buitenroed gaat vóór. Die geeft de toon aan bedoelde hij. Bij rouw of
> vreugde is het ook de buitenroed die boven staat. Je zeilt als eerste een binnenroed-end op, maar zwicht als eerste een
> eind van de buitenroed. Van een echt praktische overweging weet ik niet.
>
Onduidelijk is mij hoe je als eerste een zeil voor een eind van de binnenroede legt als de buitenroede, bij een molen die niet vierkant staat, komend is. Je laat, als je gaat malen, toch niet eerst het eind van de buitenroede voorbij gaan om daarna zeil voor het eind van de binnenroede te kunnen leggen? In mijn ogen is dat tijdverspilling.
Het als eerste zwichten van de buitenroede is omdat de molen dan rustiger loopt doordat het koppel (moment) van de windvlagen op de binnenroede kleiner is dan op de buitenroede. Bij een molen die niets doet zul je daar evenwel niets tot nauwelijks iets van merken. Hoe zwaarder een molen het echter heeft hoe eerder en meer je het merkt.
Dat veel molens met een eind van de buitenroede komend in het kruis staan heeft, mijns inziens, alles met de lig- en wigzijden van het askop en de roeden te maken. D.w.z. om de roeden op de ligzijden te laten liggen en niet op de wingzij(den) om indrukken van de wiggen door het gewicht van de roeden en daardoor losraken van de roeden te voorkomen. Zie o.a. ook wat Willem Bever in de discussie “Overhek in vroeger tijden” hierover schrijft.