En nu maar hopen dat het water niet de schuld krijg als de oliemolen niet goed wil functioneren, of is dit al een kleine hint er naar toe?
Historisch dus verantwoordt, al hoewel het niet de bedoeling is om met het waterrad het wiekenkruis aan te drijven.
Een soortgelijke situatie hebben wij op de Bovenste Plasmolen, hier drijven we met behulp van het waterrad de motor aan, we gebruiken waterkracht om de motor op gang te trekken. Draait de motor eenmaal dan drijft deze (kortstondig)het waterrad aan.
Nadat de motor met is ontkoppeld van het waterrad, kan deze het achterste steen koppel aandrijven terwijl het voortse op waterkracht draait.
We kunnen uiteraard ook het voorste koppel met de motor aandrijven, maar dan drijft de motor ook het spoorwiel en waterrad aan, een situatie die wel kan, maar die vreemd aandoet en ik nog niet misschien zal doen.
Peter Pouwels
Vrijwillig water én windmolenaar
Kunnen die documenten niet openbaar gemaakt worden?
Het is toch wel een heel vooruitstrevend geval geweest, waar toch behoorlijk op doorgederneerd moet zijn geweest. Ik denk dat dat molentechnisch zéér de moeite waard zou zijn om dit eens in een blad als de Molenwereld uit de doeken te doen. We praten nu niet meer over een watervluchtmolen, maar over een doordachte techniek van vóór 1880!
Vanuit De Hollandsche Molen ben ik van het begin af aan betrokken geweest bij De Kilsdonkse Molen en het project ligt me dan ook na aan het hart. Toen we geconfronteerd werden met de vraag: wat moeten we met deze twee restanten, een molenromp en een voormalige oliemolen, is besloten tot het uitvoeren van een bouwhistorisch én historisch onderzoek. De resulaten hiervan logen er niet om: een uniek complex met unieke onderdelen. Het reconstrueren van een watervluchtmolen was de slagroom op de taart. Gevoegd bij plannen om de Aa weer te laten meanderen, was er meer dan voldoende basis om een reconstructie van de watervluchtmolen én de oliemolen te bepleiten. Daarbij is ook naar de omgeving gekeken, is onderzocht of er voldoende water kan komen bij de molen en heeft Stichting De Kilsdonkse Molen een plan gemaakt voor de exploitatie en het gebruik van het complex. Naar mijn mening een schoolvoorbeeld van hoe je molenprojecten moet aanpakken. Tijdens de molencontactdag op 21 november zal ik dit “integrale molenbehoud” nader toelichten, als kern van het visiedocument van De Hollandsche Molen in reactie op hetgeen Jos Bazelmans naar voren heeft gebracht.
Nog even terug naar de Kilsdonkse molen. Paul Groen heeft met zijn bureau het project begeleid en de directie gevoerd. Daarbij heeft hij de bouwhistorische studie verder aangevuld en verdiept. Het is zeker interessant om te bezien hoe al deze informatie toegankelijk gemaakt kan worden. Momenteel is alles erop gericht nog dit jaar het project bouwtechnisch op te leveren, dit in verband met subsidievoorwaarden. Een publicatie over dit unieke complex kan dan volgen.
Leo Endedijk
Ik had door de op de foto's zichtbare doorgang van de as door de muur van de oliemolen: uit het midden van het gat zowel horizontaal als verticaal, aangenomen dat de assen oorspronkelijk niet in 1 lijn lagen en dus niet gekoppeld. Wellicht is dat ook zo, want gezien de grootte van de gaten waren er oorspronklelijk houten waterassen. Bij het aanbrengen van het ijzeren werk later in de 19de eeuw heeft men dus kennelijk al nut gezien in het koppelen. De vraag is echter waarom?
Wilde men de oliemolen met de wind kunnen aandrijven in de zomermaanden? Niet zo waarschijnlijk, olieslaan was een najaars en winteractiviteit en kon dus makkelijk in de periode dat de watermolen mocht malen. Bovendien was de oliemolen waarschijnlijk niet verkocht en uitgebroken na het afkopen van het waterrecht als dit zo goed ging.
Was een enkel rad toen al onvoldoende drijfkracht voor 1 van de molens? Kon men zo op 2 koppel stenen malen als de oliemolen stil stond? Of werden beide raderen voor de oliemolen ingezet als de korenmolen op de wind werkte? (Lijkt mij het meest waarschijnlijk)
Of maakten beide molens gebruik van de combinatie wind/water als beiden aanwezig waren, zoals Paul suggereert.
Dat laatste heeft mij altijd wat onwaarschijnlijk geleken, leek mij eerder dat men koos voor wind of water. Maar ik mis verdere informatie over de bouwsporen en archief onderzoek. Dus ik ben ook zeer benieuwd naar alle informatie en hoop dat dit gepubliceerd wordt.
Jammer dat Leo er niet bij vertelt hoe het bouwhistorisch onderzoek tot stand is gekomen. Wie zich mijn artikel in ‘Molens’ kan herinneren, zal weten hoe het zit. Helaas is het niet zo dat Groen het bouwhistorisch onderzoek heeft aangevuld en verdiept. Hij moet maar foto's en/of documenten publiceren van wat hij dan wel gevonden heeft. Vergelijk bijvoorbeeld de oude foto's met de huidige windmolen: het cilindrische deel van de romp is spoorloos verdwenen. Daar zit een verhaal achter dat nog intrigerender is dan ik tijdens het onderzoek al gevonden had. Zonder zulke details zal niemand zich meer afvragen hoe het dan wel geweest is. De oliemolen was heel wat moderner dan wat er nu van gemaakt is; ook daarvan is de geschiedenis intrigerender dan wat je nu nog kunt vermoeden. De overbrengverhouding tussen wentelas en kollergang behoort altijd tussen 0,4 en 0,5 x te liggen. Dat was ook zo. Zo'n gigantisch rondsel als er nu op de wentelas zit, is er nooit geweest en kan er nooit geweest zijn: of je moet de molen zo langzaam laten draaien dat de heien veel te traag gaan, of je laat hem zo snel draaien dat de kantstenen je om de oren vliegen. Maar als dat rondsel nooit zo groot geweest is, dan betekent dat dat de hele nieuwe inrichting niet zo geweest kan zijn. Een notariële akte noemt expliciet gietijzeren bonkelaars in de oliemolen. Waar zitten die? Jammer. Cultuurhistorisch totall loss. Het had veel beter gekund en bovendien veel goedkoper. Ik had Groen mijn medewerking nog aangeboden, maar daar heeft hij geen gebruik van gemaakt.
Hallo Nico,
Ik heb je lezing toendertijd op de eerste open dag in de oliemolen in het najaar ik denk 2 jaar geleden gevolgd, en weet nog dat je toen een paar mogelijke verklaringen had voor het cylindrische deel. De meest waarschijnlijke was dat de molen oorspronkelijk geheel conisch was met staartkruiing en pas later bij verbouwing tot kettingkruier het cylidrische bovendeel heeft gekregen. Ik ben ieder geval wel benieuwd wat er nog meer over tevoorschijn is gekomen, al zal het grote publiek het misschien niet interesseren en had de reconstructie beter gekund..
Misschien heb je ook antwoord op de volgende puzzle: In de Kilsdonksde molen staat de naam R. Dueffheus op een balk. In de molen van Beneden Leeuwen staat Robertus Duefhues Dinther op een balk onder de tweede zolder. Was dit dezelfde persoon en wat is het verband?
Peter
Hallo Peter,
Die presentatie is toch al veel langer geleden geweest; ongeveer vijf jaar. De tijd gaat sneller dan je denkt.
In mijn rapport heb ik twee vragen moeten beantwoorden: 1: is de watervluchtmolen als zodanig gebouwd of werd het waterrad later toegevoegd, en 2: is het mogelijk de molen verantwoord te reconstrueren. De vraag was niet om de uit die tweede vraag voortkomende vragen in detail te beantwoorden. Ik heb in mijn rapport wel een lijst toegevoegd van wat door het onderzoek bekend geworden is, en wat nog uitgezocht zou moeten worden. Het is bijzonder jammer dat dat laatste niet meer gebeurd is. Omdat de stichting er nooit twijfel over heeft laten bestaan dat de opdracht voor het reconstructieontwerp alleen aan mij gegund zou worden en aan niemand anders, had ik vast vooruitgewerkt, waardoor mijn kennis over de molens nu groter is dan wat in het rapport is opgenomen.
Het cilindrische deel kan ik nog steeds niet verklaren, maar de molen moet toch gebouwd zijn in de vorm die hij tot circa 1975 had; dus inclusief cilindrisch deel. De molen is absoluut zeker als stellingmolen gebouwd.
Mijn ervaring is dat ‘leken’ wel degelijk in staat zijn ‘echt’ van ‘namaak’ te onderscheiden, al zullen de meeste mensen niet in staat zijn om de vinger op de zere plek(ken) te leggen. Het is geen toeval dat veel mensen het molenbehoud niet serieus nemen.
Het napluizen van de genealogie van de familie Duffhues behoorde niet tot de opdracht, ook niet tot de opdracht voor het historisch onderzoek die aan Ester Vink was verleend. Wellicht was Robertus Antonius Duffhues (1817-1861)de ‘stamvader’ van verschillende takken van molenaarsfamilies. R.A. heeft kennelijk zijn hele korte leven in Megen gewoond. Een tak kwam in Belgisch Limburg terecht, van een andere tak kwam een nazaat in Rosmalen terecht. De familie in Rosmalen heeft uitgebreide gegevens over de molenaars Duffhues, en heeft het deel dat betrekking heeft op de Kilsdonkse Molen aan de stichting aldaar geschonken. Die gegevens heb ik nog niet gezien.
Nico
Weet je zeker dat je deze post als spam wil rapporteren aan de beheerder?
Deze post wordt als spam gerapporteerd aan de beheerder van het forum. Bedankt!
Weet u zeker dat u dit topic wil verwijderen?