Je kan een mislukt experiment gaan koesteren, maar daar dupeer je wel de andere drie molens mee die nu alleen de boezems wat droogmalen, om daarna weer vol te laten lopen. Feit blijft dat deze pomp de doodsteek is geweest voor de molenviergang. Daarbij moet je een gang zien als één machine en het gedrag van een pomp is nu eenmaal heel anders dan van een scheprad. Komt bij dat de houten fundering van de achterwaterloop boven water is komen te liggen. Je kan wel net zo lang wachten tot het metselwerk gaat scheuren, maar verstandiger is het om dit nu aan te pakken. Dat kan prima in combinatie met het werktuig dat het hele werkzame leven in de molen heeft gezeten.
Was het een gewone poldermolen geweest dan had het voor de hand gelegen om de zaak te laten zitten. De herstelde molen zal het natuurlijk wel wat zwaarder krijgen dan de andere molens, maar bij het achterblijven van de ondermolen zal de tussenboezem worden afgemalen, waardoor deze molen het gemakkelijker krijgt. De molens kunnen elkaar bij een scheprad dus helpen. Bij de pomp kan dat niet omdat er sprake is van een volkomen overlaat (door de nauwe voorwaterloop) Het peil in de pompkelder is daardoor onafhankelijk van het peil in de boezem. Bij laag afmalen van de polder houdt het scheprad verder grotendeels zijn belasting door een lager rendement, terwijl de pomp lucht gaan aanzuigen en de belasting dus helemaal zal wegvallen. Maar als je zo op die pomp bent gesteld wil ik hem wel in jouw molen zetten. Eens kijken hoe snel deze gang buiten bedrijf worden gesteld.