Wat ik nou zo mooi vind aan ons vak, is om zoveel mogelijk op windkracht een polder op peil te houden, of weer te brengen.
En wat dan nog mooier is, is om dat te doen met een getrapte bemaling (molengang), zodat er ook nog een deel samenwerken met collega molenaars bij komt kijken.
Om een voorbeeld aan te halen,
Woensdag (26 nov) om 13 00 u begonnen met 9 cm op peil.
De wind was maar matig en de molens liepen dan ook maar net aan.
s'avonds kromp de wind wat en rees nog wat (nam nog wat toe), en dan neem je tegen middernacht het besluit om , mede door de goede weerberichten, maar door te malen.
En dan zit je s'nachts in je makkelijke stoel een beetje te dutten, en hoor de enden maar voortrazen,en af en toe een lichte trilling van het als een klok lopende ondergangwerk.
En als je dan bij het krieken van de morgen een blik werpt op de peilschaal, en dan constateer dat er s'nachts 7 cm water is weggemalen, dan weet je dat je niet voor niets bent opgebleven.
En dit geeft een molenaar (waterpezer) nou eenmaal veel voldoening !
Doordat water en wind onze werktijden bepalen geeft dat toch een bepaalde gebondenheid, maar daar staat zoveel moois en vrijheid tegenover !
En ach, als net als afgelopen zondag met die sneeuw, s'avonds van die besneeuwde zeilen weg staat te rollen, en je zo ongeveer geen gevoel meer in je vingers heb als je de ketting er aan legt, denk ik altijd maar, dit zal de ‘romantiek’ van het vak wel zijn, maar binnen brand de kachel.
Ik zie ons vak met twee uitdagingen, en dat is de polder op peil houden, en daarbij de molen zoveel mogelijk heel te houden,
en onze unieke Molenviergang als hoofdbemaling van de polder in stand te houden!
Ik hoop dat bovenstaande niet al te ‘opschepperig’ over komt, maar ik wilde hier toch even op te reageren.
Groet van een tevreden Bever, waar de molen nog lekker staat te snorren.