Deelname Nationale Molendag

  • Bart Hoofs

    Het is niet allleen nu maar ook toen ik mij aanmeldde als Gildelid in september 1990 dat er weinig jongere leden van het Gilde zijn. Toen ik begon was ik ook een van de jongste leden. Dat is niet gewijzigd. Als je jong bent kun je ook nog een “molencarriere” beginnen en zo ook op dat terrein bijdragen aan het molenbehoud. In denk vanuit Brabant aan Paul Groen, Camiel Damen maar ook de jongere oudere zoals John de Jongh en ook Nico zelf die een professionele bijdrage leveren aan het molenbehoud. Of degene die zich op vrijwillige basis inzetten als bestuurder e.d. Met vutters is dat moeilijker of kort stondiger.

    Een goed reden zoals Nico bepleit aandacht te schenken of een actieplan op te zetten voor jongere vrijwilligers. Misschien dat Nico ook ideeen heeft want hij naast een constatering hoort ook een oplossing mijns inziens.

    Feit is wel dat de jaarvergaderingen van DHM in al die jaren behoorlijk verjongd zijn. Vroeger was dat een bijeenkomst van oude notabelen etc. Nu is er een mooie mix.

    Ook een feit is dat besturen van Gilde en DHM worstelen met het feit hoe de jeugd aan zich te binden. Daarover is al genoeg gediscussierd. De website www.moleneducatief.nl is een uitvloeisel van een brainstormavond van enkele molenliefhebbers. Al eerder is genoemd de timmeravonden voor de jeugd op oliemolen het Pink. Of iets dergelijks in Haarlem.

    Laten we het ook maar niet hebben over de jongste beroepsmolenaar. Ook die leeftijd gaat omhoog. Ook binnen het AKG vermoedelijk zorgen omtrent deze tendens.

    Maar ook positieve zaken Nico. Het aandeel van het vrouwelijke geslacht als (leerling) molenaar neemt naar mijn idee toch toe. Hier in de buurt begonnen dit jaar 2 zeer enthousiaste dames aan de opleiding.

  • Stefan Teeling

    Wat gewoon jammer is dat om het dan maar even gemakkelijk de stadse jeugd te noemen, waar ik zelf ook toe behoor, weinig interesse meer heeft voor zulk soort zaken als het molenaarsschap, maar ook gewoon molens in het algemeen (de machtige stukjes techniek die in zo'n molen zitten, hoe dit dan allemaal werkt en hoe zich dit in de loop der eeuwen ontwikkeld heeft). Als je dan op school verteld dat je een opleiding tot molenaar volgt, vindt men dit gewoon gek. Om maar even te citeren: “Wat heb je daar nou aan?”, “Nou, ook lekker nutteloos”. Gewoon om over uit je slof te schieten, zulk soort figuren.

    Ook heb ik nog een mooi voorbeeldje, een aantal jaar gelden, toen ik nog op de basisschool zat. Hadden we iemand geregeld, die naar aanleiding van een project op school iets zou gaan vertellen over molens, water huishouding en de rol van molens hier in. Kon nog niet eens een bakje koffie van af en een zeer ongeïnteresseerde klas.

    Verder nog een vraag, waar kan je een opleiding tot korenmolenaar volgen?

    Mvg. Stefan Teeling, die zo nog wel een boek vol kan schrijven!

  • Frank Terpstra / GFM

    Beste mensen,

    Zoals jullie weten heeft het GFM in 2005 en in 2007 waardevolle wervingsacties gehouden voor nieuwe leerling-molenaars. Hierbij werkte de Friese pers ongekend goed mee. Het kan dus wel, als je bij dergelijke acties maar een eenvoudige boodschap brengt. Het gaat om kennismaking; men weet soms niet eens dat iedereen in aanmerking kan komen om molenaar te worden of dat er een opleising bestaat. De resultaten van dergelijke acties zijn overigens niet honderd nieuwe leerlingen ineens. Dat zouden we ook niet moeten willen; we zouden het niet eens aan kunnen. Waar gaat het dan om? Het gaat inderdaad om de in een eerdere draad genoemde PR. Een langdurige relatie met het publiek / de maatschappij. Je moet ten behoeve van een proces als monumentenzorg ook weer niet te hyperig willen zijn. En je bedient altijd een minderheidspubliek. Wat wij nu zien in Friesland, is dat men ons kent en als we een nieuwsbericht hebben, dit meestal wordt opgepakt door de pers.

    En dan nog een blik vooruit. Zeg maar molenland anno 2020: de vrijwillig molenaar bestaat dan niet meer.

    Verder zou ik ervoor willen pleiten om het vrijwillige karakter van het molenaarsschap in de toekomst wat minder te benadrukken. Juist deze tijd kenmerkt zich door de autonomie van het individu. Het molenaarsschap zie ik veel meer als een onbetaalde taak dat je vooral doet omdat je er zelf inhoudelijk iets mee hebt. Dat je daarbij ook een maatschappelijk doel (monumentenbehoud) mogelijk maakt is uiteraard ook waar. Kijk eens naar een eigenaar/beheerder van een klassieke auto.

    Met het “minder vrijwillig” maken doel ik ook op een heel ander aspect van het molenbehoud zelf, dat gelijk verband houdt met de discussie Bazelmans. We zien dat niet alleen goede molenaars schaars zijn, maar ook bestuurders van molenstichtingen etc. Toch is een ter zake deskundige eigenaar of beheerder van levensbelang voor de toekomst van een molen. Als de eigenaar iets echt wil of niet wil gebeurt dat ook. Zorg dan ook dat de kennis daar komt te liggen. Processen waarbij beslissingen over te veel schijven moet, leveren vaak polderoplossingen op die vlees nog vis zijn. En er zijn legio voorbeelden waarin een zowel op vrijwillige basis opererend bestuur als de vrijwillige molenaars elkaar niet begrijpen. En dan lopen er nog zichzelf als zodanig benoemde professionele molenadviseurs tussendoor, die in veel gevallen niet het lange termijn doel dienen, maar die van het korte termijn. We zijn de vrijwillig molenaar die enkel met een molen draait na 35 jaar een beetje voorbij. Veel vrijwillig molenaars kunnen ook veel meer en zouden met een vervolgcursus dat ook waar kunnen maken. Een bestuur dat louter uit bestuurlijk (politiek-ambtelijk) georienteerde mensen bestaat zal in de toekomst niet in staat zijn de molens als hoogwaardig erfgoed te behouden.

    De oplossing? Denk in beheersteams, waarin de vrijwillig molenaar en de vrijwillig bestuurder zijn samengevoegd tot een groep mensen die een molen voor de LANGE termijn behouden en beheren. Daarnaast zijn er uiteraard professionele krachten nodig voor het echt moeilijke werk. De overheid (RACM) zou zich moeten richten op waardestelling en handhaven van de instandhouding ervan. Stel doelen wat behouden moet worden. Maar reken ook af als dit doel niet gehaald is: monumentale waarden onherstelbaar verkracht zou dan betekenen: schrappen van de monumentenlijst. Voortpolderen biedt geen perspectief!

    Bedenk ook: molens hangen al sinds enige decennia voor eeuwig “aan het infuus”; niet alleen financieel, maar ook betreffende hun beheer. Als je nu kijkt naar bijvoorbeeld de kerken, dan kun je zien dat het proces dat molens 80 tot 100 jaar geleden zijn ingegaan, daar nu pas op grote schaal wordt ingegaan. Daar is dus nog veel meer actuele nood dan bij de molens. Wij zullen het als molenwereld steeds meer zelf moeten doen. Molenbehoud is zoals gezegd de selectietijd (welke molen overleeft de slopershamer en welke niet) voorbij. Het gat er nu om de molens die echt monumentaal waardevol zijn van een adequaat beheersteam te voorzien. Lobbyen is niet genoeg; werkt soms zelfs contraproductief. Het gaat ook om verstand van zaken hebben en waar nodig het kaf van het koren scheiden.

    Zie ook:

    http://www.molenaarworden.nl/upload/files/Geld.pdf

    Groet, Frank

  • Nico Jurgens

    Hoi Bart,

    Een pasklaar antwoord hoe je de jeugd kunt bereiken, heb ik niet. Dat komt wellicht ondermeer omdat ik geen kinderen heb en dus geen flauwe notie heb van de leefwereld van de hedendaagse jeugd.

    Toch kan ik een paar voorbeelden geven. In Den Bosch hield ik als gastdocent een voordracht over molens voor een mbo-klas in de puberleeftijd. Ik heb geen woord verteld over techniek (meestal het favoriete onderwerp van vrijwillige molenaars) maar alleen over molengeschiedenis. Je kon een speld horen vallen. Na afloop zei de docent die mij had uitgenodigd dat zelfs de grootste raddraaier zich stil had gehouden en duidelijk ook aan mijn lippen hing.

    In Alkmaar hield ik als gastdocent een voordracht voor een hbo-klas; ongeveer even oud als die in Den Bosch. Ik ben toen nog maar een tandje hoger gaan rijden en heb verteld over historisch-geografische facetten. Ook daar kon je een speld horen vallen.

    Mijn neefjes interesseren zich volstrekt niet voor molens. Op een goeie dag heb ik de computer aangezet en heb ik laten zien waar ik mijn tijd mee doorbreng. Reactie: ze konden heel goed begrijpen wat mij boeide.

    Mijn broer zei daarover dat de ‘jeugd van tegenwoordig’ niet zo lamlendig is als door sommige ouden van dagen beweerd wordt, maar je moet ze wel iets bieden. ‘Iets bieden’ betekent dat je ze iets moet geven waar ze hun brein net zo hard op kunnen kraken als op Nintendo en aanverwanten. De wat oudere jeugd weegt heel scherp af wat ze er in hun levensloop aan hebben.

    Hoe dan ook heb ik als kinderloze oudere geen negatief beeld van de jeugd.

    Natuurlijk zijn er ook jongeren die gewoon onder de indruk raken van een malende molen, net zoals wij. Maar je wordt nu zo ‘overvoerd’ door informatie dat een keuze veel moeilijker te maken is dan toen ik jong was. Het is ook zo, en ook altijd zo geweest, dat je als jongere heel moeilijk uit de pas kunt lopen. De sociale druk is enorm. Ik las net de reactie van Stefan Teeling. Ik heb precies dezelfde ervaring als hij, maar voor mij was dat ruim veertig jaar geleden. Niets nieuws onder de zon. Als je iets doet wat de rest niet doet (ongeacht of dat nou met molens lopen of bijvoorbeeld vioolspelen is) moet je sterk in je schoenen staan. Lees de (auto)biografiën van jonge mensen die iets ‘afwijkends’ deden maar. Dat maakt het erg moeilijk om jeugd uit de puberleeftijd te bereiken. Na de puberteit volgt weer de drang (of dwang) om carrière te maken. Zou het molenbehoud een professionele component krijgen (wat het vrijwillig molenaarschap geenszins uitsluit) dan is tevens voldaan aan de rvaag wat jongeren er in hun levensloop aan zouden kunnen hebben. Er zijn tenslotte ook jongeren die een studie archeologie of geschiedenis volgen.

    Om toch jonge mensen te bereiken is het belangrijk goede artikelen over molens te publiceren; liefst in de krant. Maar dan moeten we wel uit een ander vaatje gaan tappen. Het zou moeten beginnen met professioneel marktonderzoek. Bijna alle verenigingen op het gebied van het cultureel erfgoed kampen met dit probleem. Ik maakte een vaartochtje mee op een Hoornse Schouw. Vervang ‘molen’ door ‘Hoornse Schouw’ en alle ervaringen zijn uitwisselbaar. Ik heb een ‘klassieke auto’. Doe mee aan een evenement voor klassieke auto's en alle ervaringen zijn weer uitwisselbaar. Hier tussen Hoorn en Medemblik rijdt een stoomtrein. De rest van het verhaal wordt eentonig. Maar er zijn ook organisaties die bloeien en elk jaar meer nieuwe leden kunnen inschrijven; ook jeugdleden. Daarom is het zinvol een marktonderzoek te doen in samenwerking met zoveel mogelijk vergelijkbare organisaties waardoor veel meer mensen bereikt kunnen worden.

    Groeten, Nico

  • Nico Jurgens

    Ondanks de geheel andere invalshoeken en hier en daar toch verschillende gedachten, ben ik het vooral met Frank eens. De wereld verandert en het molenbehoud moet mee veranderen. Dat is geen ramp maar een prettige uitdaging.

    Groeten, Nico

  • Margreet

    Beste Stephan, Hier in Woldzigt komen 900 kinderen op jaarbasis. Ik denk dat daar de clou zit. Iemand die op school komt praten is iets anders dan de ervaring van molenbezoek. Bij ons ruikt het vreemd (schimmel, lijnolie, vuur,as), zijn de trappen zeer uitgesleten en glad. Kom je na de oliezolder op de zeer donkere wentelaszolder, erna, de meest lange uitgesleten trap op, kom je weer in het licht: de meelzolder, grotere ramen, meer ruimte, duidelijke link met de koekjes die de meeste kinderen hier komen bakken. Erna gaat het publiek nog een trap op, eenmaal boven, op de steenzolder, valt me op dat zo'n klas kinderen, maar ook brugpiepers en verder, helemaal stil is en openstaat voor de meest ingewikkelde uitleg over gekke dingen zoals de aandrijving, het spoorwiel, de kap die op grote voeghouten ligt en die je draait naar de wind. Ook uitleg over scherpsels (Hendrik Jan Berghuis was ooit bij ons en zijn uitleg maakte zoveel indruk op me dat de eerste de beste groep die de molen betrad die ook moest horen) en wat al niet wordt ademloos aangehoord. Nog even griezelen op de stelling en voetje voor voetje weer naar beneden. Het gebouw zelf en de beleving: geuren,hoogte, wind, uitzicht blijken steeds weer zeer indrukwekkend en dat terwijl ik de afgelopen twee jaar de meeste bezoekers bij een stilstaande molen ontving! Ik ben immers nog maar sinds zeer kort gediplomeerd. Dat is nou echt beleveniseconomie. Onze oudste zoon deed daar z'n eindpresentatie over, vlak voordat hij z'n (Vrije-) schoolcariere afsloot met een Havo-diploma, met een beetje slimme aanpak, kun jij misschien ook je molenervaring omzetten in werkstukken o.i.d? En een korenmolenaarscursus volg je bij het AKG.Groet,Margreet

  • Nico Jurgens

    Beste Stefan,

    Je vroeg waar je een opleiding tot korenmolenaar kunt volgen. Voor zover ik weet bestaat nu geen opleiding; in het verleden werd nog een cursus ‘malen met stenen’ gegeven aan het Station voor Maalderij en Bakkerij in Wageningen, maar ik meen dat dat ook alweer verleden tijd is.

    Je zou het het beste kunnen leren bij een beroepsmolenaar die het vak in zijn vingertoppen heeft, maar daarvoor zul je altijd een eind van huis moeten. Je kunt die molenaars vinden via de website van de Ambachtelijke Korenmolenaars. Maar of die de tijd willen nemen om jou het vak te leren?

    Er zijn ook vrijwillige molenaars die het vak redelijk beheersen. Bezoek gewoon alle korenmolens bij jou in de omgeving en geef je ogen de kost, dan krijg je wel in de gaten waar mogelijkheden zijn.

    Theorie kun je onder andere vinden in het boek ‘Korenmolens’ van P.W.E.A. van Bussel. Als je daar niet gemakkelijk aan kunt komen, dan kan ik je wel aan de theorie van de vroegere molenaarsvakschool helpen. Ik heb die school nooit gevolgd, dat was zelfs van voor mijn tijd, maar ik heb wel de theorie kunnen kopiëren. Maar met alleen theorie red je het niet.

    Ik heb het geluk gehad dat ik nog meerdere vakmolenaars gekend heb van wie ik wat kon leren. Ik heb zelfs het enorme voorrecht gehad dat één van de molenaars die een heel drukke zaak hadden, Ko de Visser in Wolphaartsdijk, wat tijd aan mij wilde besteden. Elke vrijwillige molenaar mocht rondkijken bij Ko de Visser, maar meestal had hij het te druk om kennis over te dragen. Hij is niet alleen een uitmuntende molenaar die een prima zak bloem kan draaien, hij was voor mij ook een heel goede leermeester omdat hij steeds de essentie van elke handeling kon uitleggen. De meeste molenaars begonnen hun loopbaan gewoonlijk als knecht. Als de knecht iets verkeerd deed kreeg hij een harde schop onder zijn kont. Deed hij het goed, dan hoorde of voelde hij niets. Op die manier heb je jaren nodig om het vak te leren en sommige molenaars hebben het op die manier nooit geleerd. En ik heb ook molenaars gekend die een heel goed product konden leveren, maar die niet in staat waren om hun praktijkkennis onder woorden te brengen. Dat kan Ko de Visser dus wel, heel erg goed zelfs. Maar, nog afgezien van de vraag of hij tijd voor je wil vrijmaken, dat is voor jou dus wel de verkeerde kant van Nederland.

    Het malen met minnekracht heb ik geleerd van wijlen Piet Kerkhofs in Zeelst (bij Eindhoven). Dat is een typische bezigheid van molenaars ver landinwaarts. In de kustprovincies heb je meestal wind genoeg en als er in Wolphaartsdijk niet genoeg wind is, dan wordt de motor gestart. Dan komt de wind uit een tankje, zoals Ko de Visser dat noemt. Maar vroeger waren de molenaars helemaal aan de goden overgeleverd.

    Maar vergis je niet. Enerzijds omdat het molenmeel altijd een stuk duurder is dan fabrieksmeel en anderzijds door de HACCP zul je bijna niet in staat zijn om het meel te verkopen. Maal je af en toe een zakje, dan moet je na gebruik steeds je koppel stenen stofzuigen anders wordt het een beestenbende. Het valt niet mee om nu nog een mogelijkheid te vinden om te malen. En écht malen, dat doe je pas als er per uur minstens zes zakken meel van hoge kwaliteit van de stenen komen. Bloed, zweet en tranen!

    Succes!

    groeten, Nico Jurgens

  • Andreas de Vos

    “…en anderzijds door de HACCP zul je bijna niet in staat zijn om het meel te verkopen. Maal je af en toe een zakje, dan moet je na gebruik steeds je koppel stenen stofzuigen anders wordt het een beestenbende. Het valt niet mee om nu nog een mogelijkheid te vinden om te malen.”

    Ik wil daar toch wat op zeggen, ook al ben ik geen korenmolenaar (wel de korenmolenaarscursus via GVM/AKG gevolgd ooit).

    Ik vind het een wat negatieve insteek. Er zijn genoeg vrijwillige molenaars die een leuke omzet/afzet van op hun molen gemalen producten hebben. De hygienecode (onlangs aangepast, verplichte kost voor molenaars die malen voor consumptie door mensen) is juist opgezet zonder eigen HACCP toch te kunnen malen. De nieuwe versie ken ik niet, wat ik begrijp is dat er met name nog meer aandacht wordt gevraagd voor het administratieve deel van de productie, i.v.m. productaansprakelijkheid, traceerbaarheid etc. en de controle op DON.

    In principe kan iedereen die een beetje normaal doet en de boel redelijk schoon houdt gewoon malen en zijn producten verkopen. Als je dat doet ben je wel verplicht minimaal de hygienecode aan te schaffen en te hanteren (wettelijk, dus niet denken dat het voor jou niet hoeft want je maalt maar 1x per week of maand of zo). Een HACCP mag natuurlijk ook, maar dat kost je meer (geld en energie). In principe is werken met de hygienecode voor iedereen haalbaar.

    Groetsels,

    Andreas de Vos

  • Nico Jurgens

    Hoi Andreas,

    Het gras van de buurman is altijd groener. Ik ben het met je eens dat het niet onmogelijk is om te malen, maar ik heb het te lang gedaan om daar luchthartig over te denken. Met slecht meel (hetzij slechte bakaard, hetzij wat voor verontreiniging dan ook) maak je geen reclame voor de molenzaak. Het is zeer onverstandig om meel te verkopen dat ouder is dan drie weken. Als het meel in de winter gemalen is, heb je een redelijke kans dat het na vele maanden nog in orde is. Maar als je klanten hebt, moet je het hele jaar leveren en niet alleen in de winter. Dan moet je wekelijks malen, want zelfs dan zul je door gebrek aan wind wel eens een week moeten overslaan. Dat betekent dat je als korenmolenaar een zware verplichting op je neemt; je kunt geen enkele zaterdag vrij nemen. Dan ben je dus geen vrijwillige molenaar meer, maar een verplichte vrijwilliger. Een goede zak bloem draaien, daar komt veel meer bij kijken dat water malen. Water is van zichzelf al een tamelijk fijne substantie. Tarwe heeft een structuur waardoor het er na het malen al gauw goed uitziet, maar dat wil dan nog helemaal niet zeggen dat het goed meel is. Om bijvoorbeeld een molensteen te laten doen wat jij wil, daar heb je veel ervaring voor nodig. Om het juiste percentage beschadigd zetmeel te bereiken, daar heb je nog meer ervaring voor nodig. Die ervaring steek je niet op tijdens de cursus die jij volgde maar door bij een goede molenaar te beginnen en tienduizenden kilo's graan te malen.

    Ik heb in Moergestel consumptiemeel gemalen met Engelse stenen. Ik neem aan dat je geleerd hebt hoe je die moet scherpen, maar dan heb je het nog niet gedaan …

    In de molen van Borkel had ik wat kleppen gemaakt om de meelkuip hermetisch af te sluiten zodat er geen muizen in konden komen. Nadeel: de stenen kunnen tijdens stilstand niet verluchten. De ratten zagen daar trouwens geen probleem in, die hebben zich door twee centimeter dik hout van de meelpijp een weg naar binnen geknaagd. Gelukkig maalde ik daar geen consumptiemeel. Wat ik er wel maalde was maïs waarvan het meel door vissers wordt gebruikt in lokaas (samen met een aantal andere ingrediënten). Prachtig spul om te malen en het ruikt nog lekker ook. Die maïs was heel ver gedroogd zodat het keihard was waardoor de molen er stevig aan moest trekken. Dan klepperden de kammen in het ijzeren spoorwiel dat het een lieve lust was. Mooi werk! Maar de molenaar voor wie ik die maïs maalde, liet geen veevoer malen, want dat leverde hem veel te veel extra administratie op. Dat heb ik wel bij hem zelf op de molen kunnen malen; dat scheelde in elk geval in de administratie.

    Er zijn ook beroepsmolenaars bij wie je tijdens het malen vanwege de HACCP niet binnen mag komen. Inderdaad hoeft de vrijwillige molenaar er geen HACCP op na te houden, maar aan het einde van de dag alleen een tellerstand noteren is toch minder werk.

    Voor mij voldoende reden om te waarschuwen: bezint eer gij begint. Daarom heb ik veel respect voor degenen die doorzetten en natuurlijk ook voor de oude vakmolenaars die nog steeds een product leveren dat aan de eisen voldoet.

    Groeten, Nico

  • Mario Collombon

    Het ligt er ook erg aan waar je molen staat of je een beetje omzet kan maken of niet. Onze molen staat in een vrij groot dorp met steden als Eindhoven en Helmond heel dicht in de buurt. We hebben in de loop der jaren een mooie klantenkring opgebouwd en dus een mooie omloopsnelheid waardoor het meel niet de kans heeft oud te worden, gelukkig :)

    Vrijblijvend om naar de molen te gaan is het allang niet meer want of het nou waait of niet, op zaterdag moet je gewoon op de molen zijn want de klanten rekenen op je. Wat dat betreft begint het soms wel wat op werk te lijken.

    Maar dat maakt het ook mooi, je weet waar je het voor doet en kan de molen gebruiken waarvoor hij gebouwd is. De hele zaterdag op een stoeltje naar een draaiend gevlucht kijken is een paar keer leuk maar dan ben ik toch liever gewoon bezig.

    Ik ben het met Andreas eens, als je de boel naar alle redelijkheid schoonhoudt en een beetje serieus te werk gaat is het nog best te doen om voor consumptie te malen. Je moet er gewoon niet met de pet naar gaan gooien.

    groet, Mario