Ophogen molen Spijkenisse peperdure klus

  • Jan Hofstra

    “Misbeteart sei de ûle, en it wienen syn eigen jongen!”, zeggen we in Friesland als iemand schrikt van de dingen die ze zelf heeft gebaard. In haar ondoorgrondelijke wijsheid heeft men bij het ministerie bedacht dat gemeenten voortaan zelf de monumentenvergunningen verstrekken. Ik heb dit altijd bedenkelijk gevonden, maar nu de RACM geconfronteerd wordt met de gevolgen van haar eigen beleid moeten ze niet kinderachtig zijn en gaan dreigen met schrappen van de monumentenlijst, “maar haar verlies nemen”, om eens iemand van die club te citeren.

  • J.S. Bakker

    Zie het nummer van ‘Molenwereld’ dat vanmiddag naar de drukker gaat voor een werkelijk afschuwwekkend voorbeeld van een beschermd wangedrocht.

  • Nico Jurgens

    Er zit ongetwijfeld een kern van waarheid in al deze reacties, maar … daar gaan wij niet over. Al deze verontwaardiging blijft dan steken op het niveau van ‘cafépraat’.

    Hoe zou het dan kunnen? Op sommige ontwikkelingen kunnen we geen enkele invloed uitoefenen. De decentralisatie is door ‘Den Haag’ opgelegd; het is geen keuze van de Rijksdienst zelf. Nu met de kredietcrisis en daaruit voortvloeiende economische malaise blijkt dat ‘deregulering’ en ‘zelfregulering’ toch niet zo goed werken, kunnen we hopen dat ook de monumentenzorg weer gecentraliseerd wordt. Maar dan zijn we er nog niet, want inderdaad zijn er door de Rijksdienst keuzen gemaakt die aan een normaal mens moeilijk zijn uit te leggen.

    Er zou een sterke organisatie of federatie moeten zijn die monumentenbelangen behartigt en die met de Rijksdienst in gesprek kan gaan. Zo'n organisatie is er niet; de organisatie die het dichtst in de buurt komt is Heemschut. Maar ook die organisatie is vooral veel te klein. Binnen onze eigen molenbeweging ontbreekt het aan professionaliteit. De vrijwilliger als partner? Realiseer je dat je dan een zware last op je schouders krijgt: je zult je moeten scholen in de aspecten van monumentenzorg en het werk zal je zoveel tijd kosten dat van een hobby geen sprake meer is.

    En zijn wij zelf nu zulke lieverdjes? In Volkel vond men de uitgave van een paar hangsloten te kostbaar, waardoor de roedkettingen regelmatig gestolen werden. Tenslotte met fataal resultaat. Niemand had die molen ooit opgemeten, laat staan gedocumenteerd, zodat we zelfs niet weten wat we zijn kwijtgeraakt. Moet de nieuwe molen monument blijven? Er zijn helaas meer van dit soort voorbeelden.

    Nico Jurgens

  • Margreet

    Beste Nico, Volgens mij zijn wij als vrijwillig molenaars, maar vooral ook de Hollandsche Molen een gesprekspartner die monumentenzorg serieus zou moeten nemen. Ik denk dat de Hollandse molen meer visie zou moeten ontwikkelen en zich niet alleen als een P.R. club zou moeten gedragen (nu gaat Leo Endedijk mij straks de oren wassen…) en niet iemand vanuit de ANWB, een toeristen- en autolobbyclub, als bestuurslid moeten benoemen, een toeristen- en autolobbyclub, maar iemand met een gedegen visie op historie en bijbehorend erfgoed, en dat erfgoed is wat mij betreft ook de kennis om een molen verantwoord te kunnen laten draaien, groet,Margreet

  • Leo Endedijk

    Ik heb in het geheel niet de behoefte wie dan ook de oren te wassen. Elkaar de maat nemen gebeurt volgens mij al veel teveel binnen het molenveld en ik probeer er alles aan te doen om te voorkomen dat De Hollandsche Molen in dezelfde val trapt.

    Soms bekruipt me wel eens een somber gevoel, als ik in deze discussie bijvoorbeeld lees hoe negatief er gesproken wordt. Natuurlijk, er gaan dingen mis, maar er gaan ook zaken goed. Gebrek aan visie bij De Hollandsche Molen? Lees het document over het molenbehoud. Een helder antwoord op de uitdaging die Jos Bazelmans heeft neergelegd.

    En hoewel ik er eigenlijk niet zo van hou om een veer op de eigen hoed te steken: dankzij de p.r. en het gelobby van De Hollandsche Molen is dat extra geld er gekomen voor molenrestauraties. Je kunt er altijd dan een geval uitpikken waarvan je misschien vind dat deze onterecht een subsidie krijgt. Werd in 2006 ook gezegd van Jan van Gorsel in Tholen. Ondertussen heeft hij maar mooi eigenhandig ervoor gezorgd dat De Verwachting nu gecompleteerd wordt. En daarbij een forse duit uit eigen zak gedaan.

    Ongetwijfeld gaat nu iemand roepen: maar de biotoop is daar zo slecht! Ik denk dat er juist door de restauratie nu kansen liggen om dat te verbeteren. En niet alleen voor De Verwachting in deze molenrijke gemeente. Kortom: met een negatieve insteek bereik je minder, dan met een positieve. Als we nu al gaan roepen dat er vanwege de kredietcrisis te weinig geld is voor molens, komt dat straks ook nog uit ook. Terwijl we eerlijk gezegd nu veel meer bezig zijn met de vraag hoe binnen korte tijd zoveel molens gerestaureerd kunnen worden.

    Gisteren mocht ik van de BankGiro Loterij weer € 400.000 in ontvangst nemen voor molenrestauraties. De positieve en handen-uit-de-mouwen sfeer aldaar spreekt mij veel meer aan dan stuurlui aan de wal die elkaar de put in praten. Ben ik er overigens toch in getrapt om oren te gaan wassen!

    Leo Endedijk

  • Nico Jurgens

    Beste Margreet,

    Geen van de medewerkers van De Hollandsche Molen heeft een relevante opleiding op het gebied van monumentenzorg. Zou je je kunnen voorstellen dat de RACM maar wat graag zou zien dat gesprekspartners hun serieuze intenties op zijn minst kracht bijzetten met kennis van zaken?

    Naar mijn idee zouden in het bestuur van De Hollandsche Molen vooral mensen zitting moeten nemen uit de cultuurbewuste bovenlaag van de maatschappij. Die hebben de beste ingangen in de politiek. De inhoudelijke kennis zou van de kantoormedewerkers moeten komen. Het verantwoord laten draaien van molens laat ik graag aan de vrijwillige molenaars over. Wel zou het goed zijn als de molenadviseurs (sinds enkele jaren zijn dat hoofdzakelijk commerciële bureaus) een molen verantwoord kunnen laten draaien en ook gedegen kennis van molens hebben; naast gedegen kennis van onder andere restauratiefilosofie en -ethiek, bouwhistorie, historische bouwkunde en restauratietechniek. Als zo'n adviseur een molen ontwerpt waar het spoorwiel buiten de hoekstijlen uitsteekt, kan ik me zo slecht voorstellen dat de RACM zulke mensen serieus neemt. De RACM heeft weinig mogelijkheden om ‘HO’ te roepen. Molens van de monumentenlijst afvoeren is geen oplossing, maar een waarschuwing voor de toekomst.

    De kennis die iemand nodig heeft om in de monumentenzorg te werken, is een te zware last voor de vrijwillige molenaar. Als vrijwillige molenaars zich deze kennis willen eigen maken, dan waardeer ik dat ten zeerste, maar het kan nooit een examenonderdeel worden. Denk hierbij even aan een studie van minimaal 5000 uur. Voor mensen die hun brood verdienen met monumentenzorg ligt het anders; daarvan mag je, zoals in elk beroep, verwachten dat ze een goede studie genoten hebben. Als de kennis er is, volgt de visie ook wel.

    Groeten, Nico

  • Peter van Kuik

    Leo,

    De Hollandsche molen doet absoluut goed werk en molenbehoud was nooit geworden wat het nu is zonder DHM. Ik ben dan ook al van jongst af aan lid van DHM. Ik wil de Hollansche Molen vooral aanmoedigen om nog sterker te worden.

    Wat ik zie als je probeert van buiten naar de molenwereld te kijken, althans ik ervaar het zo, is dat er binnen de molenwereld weinig coordinatie en sturing is. Molenbehoud berust vooral op zeer plaatselijke groepjes en dat zal waarschijnlijk altijd zo blijven, maar er is weinig coordinatie tussen. Zo zie je bijvoorbeeld dat in dorp A een compleet nieuwe molen gebouwd wordt terwijl een paar km verderop een oude molen staat te verkommeren. Kan je die kennelijk zeer capabele mensen uit dorp A niet bewegen om zich op die verkommerde molen in dorp B te storten ipv een nieuwe bouwen of desnoods allebei.?

    Nu (cultuur)historische waarden belangrijk zijn geworden zie je dat er geen enkele inventarisatie is van deze waarden, laat staan dat je erop kan sturen. Je kan gaan wachten wat het volgende beleid van RACM gaat worden en of zij dit zelf gaan doen, maar je kan misschien ook zelf een stuurgroep opzetten die dit gaat inventariseren. Dan wordt de DHM de deskundige organisatie die RACM misschien kan sturen. De echte molenkenis zit vooral in het veld en de meesten zullen ook nog lid zijn van DHM. Je moet het alleen bij elkaar zien te krijgen.

    Alleen het opleiden van molenaars is goed georganiseerd. Alle andere functies die je nodig hebt bij molenbehoud/beheer kan beter..

    Het zijn maar ideeen, absuluut geen kritiek, maar zoals Nico ook al aangaf denk ik dat de molenwereld vooral een nog sterkere organistie nodig heeft die tevens ook over de beste kennis beschikt. Ik begrijp ook terdege dat de DHM een kleine organistie is die niet alles tegelijk kan doen en keuzes moet maken welke zaken het eerst aan te pakken..

    Mijn steun heb je ieder geval.

    Groeten Peter

  • Frank Terpstra

    Deze draad lijkt toch wel weer op een eerdere draad. Molenbehoud wordt met het voortgaan van de tijd steeds kunstmatiger. Er is al veel bereikt, zoals terecht wordt genoemd. Maar er zal, zoals ook door eerdere prikkers al genoemd, nog meer moeten worden ingezet op kennis: zowel aan de basis als aan de top. Korte termijnbelangen, daar zouden we niet meer mee moeten willen scoren, al een bijkomend gevolg van molens juist dat dat zo goed scoort (zie al die nieuwbouwprojecten waarvoor men warm loopt). Waaraan het ontbrak, was abstractie. Het nieuwe beleid dat DHM schetst, geeft ook meer aandacht voor die, cultuurhistorische benadering. Maar nu de vertaling naar het veld. Dat we als molenwereld zelf moeten veranderen, en misschien alle zaken ter discussie moeten stellen, staat wel vast. Denk ten aanzien van het behoud op objectniveau bijvoorbeeld niet meer in vrijwillige molenaar, eigenaar, etc., maar denk in beheersteams. De cultuurhistorische waarde van de specifieke molen staat centraal en is als het ware onze opdrachtgever. Met die benadering krijgt het hele molengebeuren veel meer inhoud en daag je iedere betrokkene uit om het maximale uit zichzelf te halen; voor zo ver deze persoon wil en kan uiteraard!

    Zie de eerdere bijdrage:

    http://www.prikpagina.nl/read.php?f=355&i=68051&t=67996

    Met vriendelijke groet, Frank

  • Leo Endedijk

    Peter,

    Dank voor je steun en ik hoop dat die nog lang zal blijven. Ik denk dat het niet hier de plaats is om in reactie op de inbreng van Nico over relevante opleiding van medewerkers van De Hollandsche Molen te gaan schrijven. Ik vind zijn opmerkingen eerlijk gezegd ook te suggestief. Laat ik me tot het volgende beperken: het gaat vaak juist om de combinatie van een bepaalde opleiding en praktische kennis en ervaring om je werk goed te doen. En die combinatie is ruimschoots aanwezig bij de vereniging, nu maar ook in de toekomst.

    De achterliggende vraag is wat je van een organisatie als De Hollandsche Molen verlangt. Of van een RACM. Jarenlang heb ik heel veel kritiek op de dienst uit het molenveld moeten horen. Ook van mensen in deze draad. Terwijl in deze discussie nu ineens de kwaaie pier schijnbaar de “commerciële” bureau's zijn?

    Als je bij De Hollandsche Molen werkt, moet je ook wel een beetje een dikke huid hebben, want in de ogen van velen doe je het nooit goed. Dat was eigenlijk ook de intentie van mijn vorige bijdrage. Ik ken het molenveld inmiddels van binnen en buiten. Over het meeste werk ben ik positief. Maar wat me gewoon stoort is hoeveel energie verloren gaat aan elkaar de maat nemen. Als al die energie gestoken zou worden in het gezamenlijk optrekken, dan zou het molenbehoud er veel beter voorstaan. En zouden onze “tegenstanders” minder misbruik kunnen maken van onderlinge verdeeldheid.

    Terug naar de rol van De Hollandsche Molen. Ik kies ervoor dat de vereniging een plek moet zijn waar meningen hoe verschillend ook tot hun recht kunnen komen. De vereniging is niet opgericht om te bepalen wat binnen de kaders van molen- en monumentenbehoud wel of niet mag. Of een molen al dan niet verplaatst of verhoogd moet of mag worden (zie het begin van deze draad), het is niet aan de vereniging om dat te bepalen. Ik hoop dat er juist ruimte is voor verschillende meningen, aanpakken, benaderingen, etc.

    Molenbehoud is lokaal behoud, dat leidt geen twijfel. Behalve voor de molen diehard, die alles belangrijk en interessant vindt, is het toch vooral de lokale gemeenschap die iets met de molen om de hoek heeft. En dan kun je inderdaad een wat merkwaardige situatie krijgen dat twee verschillende initiatieven zich afspelen binnen een cirkel van enkele kilometers. Het is overigens in veel gevallen dan ook niet zo dat geld voor de ene molen leidt tot het ontbreken van financiën voor de ander. Sturing hierop is dan ook vrijwel onmogelijk. Alleen bij een landelijke restauratieregeling als de Rrwr kan dat. En degene die het geld verdeeld, is daarvoor de verantwoordelijke partij. Helaas is de RACM verstrikt geraakt in haar eigen regels en heeft men niet naar het veld geluisterd bij het verdelen van die extra miljoenen. Er zijn molens die het geld niet gekregen hebben, maar het wel harder nodig hebben dan een soortgenoot die wel “in de prijzen is gevallen”. Maar kijk maar naar Brabant: er dient zich dan toch weer een herkansing aan. Dus niet bij de pakken neer gaan zitten en blijven strijden. Ik zit nu bijna 25 jaar in dit vak en heb gelukkig niet mee hoeven te maken dat een molen omwille van te weinig geld verdween. En ik heb er alle vertrouwen in dat dat ook de komende 25 jaar niet gaat gebeuren. Aan De Hollandsche Molen zal het in ieder geval niet liggen. De blijvende steun van mensen als Peter is daarbij onmisbaar. Ik hoop dat die steun zich uitbreidt tot iedereen binnen het molenbehoud.

    Leo Endedijk.

  • Nico Jurgens

    “Helaas is de RACM verstrikt geraakt in haar eigen regels en heeft men niet naar het veld geluisterd bij het verdelen van die extra miljoenen”. We zouden toch positief blijven? Of had ik dat verkeerd begrepen?

    “Terwijl in deze discussie nu ineens de kwaaie pier schijnbaar de ”commerciële“ bureau's zijn?” Dit is in de hele draad (en ook in vele voorafgaande) niet gezegd. Wie is hier suggestief?

    Gezien de verantwoordelijkheid die nu op de commerciële bureaus rust, moet van die bureaus geëist worden dat ze die verantwoordelijkheid kunnen dragen. De RACM maakt zich zorgen om de kwaliteit van molenrestauraties. Die zorg is niet uit de lucht komen vallen. Dat heeft allemaal niets met kwaaie Pieren te maken maar met de omstandigheden dat molens onvervangbaar cultuurhistorisch efgoed zijn en er miljoenen in omgaan. Iedereen kan zich vestigen als molenadviseur; opleiding wordt niet vereist.

    Door de historische groei van het molenbehoud is er een discrepantie ontstaan tussen de manier waarop de ‘gemiddelde’ vrijwillige molenaar met het erfgoed omgaat en de manier waarop de RACM dat zou willen. Van de lokale gemeenschap mag ook niet verwacht worden dat die de kennis heeft die voor zorgvuldig beheer van het erfgoed vereist is. De RACM zal over het zorgvuldige beheer moeten waken. Er is dus overleg noodzakelijk om tot een synthese, of als die niet mogelijk is, een compromis te komen. Waarbij de RACM het laatste woord heeft, maar met een deskundige partij moet het mogelijk zijn om tot een oplossing te komen waarin alle partijen zich kunnen vinden. De RACM kan niet met alle vrijwillige molenaars in conclaaf gaan. Er moet dus een gesprekspartner zijn. Dat De Hollandsche Molen uitsluitend afwachtend langs de zijlijn toekijkt is niet zo en zou volgens mij ongewenst zijn. In de structuur van molenorganisaties die in Nederland bestaat is DHM de enige organisatie die in de positie verkeert om de brug te vormen tussen vrijwillige molenaars en RACM. Dat lukt alleen maar als DHM voldoende kennis bezit van het werk van beide partijen.

    Nico Jurgens