Charles, voor de duidelijkheid: het gaat me er nu niet om, deze ‘theedoeken’-actie te verdedigen. Ik heb alleen wat moeite met die over-eerbiedige benadering door jou en anderen van een molen als monument: alsof historisch besef zonder meer zou dwingen tot de mening dat dit soort ‘disfunctioneel’ nevengebruik, hoe incidenteel ook, de molen c.q. het monument ‘ontheiligt’. Inderdaad, een molen is een monument, maar dat maakt hem nog geen heiligdom! Je kunt zelfs heel goed de opvatting verdedigen dat dat af en toe ‘recreatief’ gebruiken van een molen (als ‘kermisattractie’) historisch gezien volstrekt niets nieuws is en zelfs tot op zekere hoogte als ‘historisch verantwoord’ kan worden beschouwd.
Twee voorbeelden van historisch kermisachtig nevengebruik van een molen dat niets met zijn functie als maalwerktuig te maken had: vroeger werden (standerd)molens eeuwenlang veel door schuttersgilden gebruikt als voetstuk voor het doelwit bij schietwedstrijden; en in de Zaan werd van de molen bij bruiloften in de familie van de eigenaar via het ‘mooizetten’ ECHT een kermisattractie gemaakt. Voor wie vindt dat deze laatste kwalificatie veel te ver gaat, heb ik een leuk citaat uit mijn tweede druk (1963) van ‘Molens’ van Stokhuyzen, pagina 99-100:
In vele gevallen gaf men - vooral in de Zaanstreek - de vreugde op uitbundiger wijze te kennen dan met de stand van de wieken alleen. Dit was in het bijzonder het geval wanneer het een bruiloft gold. Dan werd de molen versierd met ‘mooimakersgoed’, een samenstel van allerhande eenvoudige volkskunst-versieringen, vlaggetjes, uitgeknipte harten, letters en andere toepasselijkheden, glimmende blikken platen, ringen, kransen, Amor-pijlen, zelfs bazuinende engelen-figuren en wat niet al. Ook vlocht men wel een extra stel zeilen in opgerolde toestand door de hekken heen om het geheel maar vol en druk te maken. (…) Het heeft uit folkloristisch oogpunt ontegenzeggelijk zijn bekoring, maar - eerlijk gezegd - erg enthousiast over een dergelijke versierde molen kan ik nu eenmaal nooit zijn. Zij doen mij teveel denken aan de aanblik van een mooi oud stads- of dorpspleintje waar het kermis is en waardoor het mooie karakteristieke van het geheel meestal hopeloos is bedorven. Al het mooie wordt dan brutaal overstemd door het blikkerige gedoe van de kramen en draaimolens, de kermisspullen, het lawaai en de afval die daarbij behoren; van de sfeer waarin we de gehele omgeving zo gaarne zien is dan niets overgebleven.
Zo ook enigszins bij de versierde molens. De kermisachtige versierselen aan en om de wieken, tussen de hekken, zij maken dat er van de mooie lijn van de molen, van zijn imposant uiterlijk, niet veel overblijft en dat deze er uit ziet als een kermishondje dat men een jasje heeft aangetrokken en een soldatenmutsje opgezet. In wezen is het natuurlijk wel aardig, die uiting van vreugde, maar het doet wat onnatuurlijk aan. Als uiting van volksvreugd is het, evenals een ouderwetse kermis, interessant en daarom wel de moeite waard het als historische herinnering te bewaren.
Kortom, we moeten zeker kritisch zijn als het erom gaat waarvoor we de molens wel en niet beschikbaar willen stellen, maar we moeten niet net doen alsof de molens in historische tijden altijd wèl met de grootste eerbied en respectering van hun uiterlijk en functie werden benaderd en behandeld, noch alsof ze tegenwoordig vanwege hun monumentenstatus een soort onschendbare tempels, wat ze historisch gezien dus juist nooit zijn geweest, zouden zijn!