Beste Mike,
Betreffende je derde punt “vrijwillig actief”, moeten er dan onherroepelijke aanpassingen voor gebeuren? De Hantumer molen (poldermolen) is nog net zo als toen mijn vader er op de wind mee maalde. Nou ja, nog net zo? Het enige wat anders is, is dat er nu wat ander hout e.d. tegen de stijlen en / of veldmuren aan staat dan toen. Ook is er geen geit die bij slecht weer in de molen ondergebracht wordt of in de lente soms een kalf. Hiernaast is de driehoek (van de kruisbalken) van het zuidwestelijke (valse) veld van de rest van de binnenzijde van de molen, met hout van de indertijd afgebroken woning, afgeschoten. Maar dit is van de tijd dat er een elektromotor voor de vijzel stond en mijn vader dan een plekje had waar hij beschut en zonder kou te hoeven lijden kon zitten wanneer hij moest malen doordat wij toen niet meer op de molen woonden. O ja, en er is sinds het inbouwen van de sprinklerinstallatie, elektriciteit in de molen.*] Voor die tijd maalde ik in duisternis met een stormlantaarn, net zo als mijn vader.
Verlichting buiten de molen moet van de zon, maan, sterren, strooilicht van straatlantaarns of zaklamp komen. In de molen is in het kamertje een lamp van een 60 Watt en verder heb ik in de molen, voor in duisternis malen, een lampje van 7 Watt hangen. Ik kan dan ook niet bedenken wat er aan deze molen aangepast zou moeten worden.
De ‘Zeldenrust’ in Dokkum (korenmolen) heb ik ook een paar jaar mee gemalen. De hoofdmoot was ong. iedere maand 2,5 ton lijnzaad pletten met een pletter die op de steenzolder stond / staat en door de molen gedreven wordt. Het lijnzaad bracht ik vanaf de vloer met een schepwerk uit de tijd van het beroepsmatig malen, in het kaar van de pletter. Vanuit de pletter liep het geplette lijnzaad door pijpen, die er ook al lang waren, naar beneden en werd in van die grote zakken opgevangen. Dat was dan zo ongeveer 8 à 9 uren (bijna constant) 4 trappen op en af lopen.
Voor het zo nu en dan malen voor bakkersmeel maakte ik het scherpwerk niet leeg en schoon maar luide de zakken met maalgoed met het (molen)luiwerk naar de stenen. Het afschieten van de zakken met meel ging met het elektrische luiwerk, (wat uit de tijd van het beroepsmatige malen is), omdat er geen afschietwerk (meer) was.
Zo nu en dan was er ook wel eens kippenvoer te breken en tegelijk daarmee te mengen. Ook dat maalgoed werd met het molenluiwerk naar de (breek)stenen opgeluit en het afschieten ging weer met het elektrische luiwerk.
Alles ging zoals de laatste beroepsmolenaar het ook deed! En nee, het kon allemaal niet op je dooie akkertje. Meestal moest er aangepoot worden. Als er niet aangepoot hoefde te worden maalde ik vaak niet omdat er mij dan te weinig wind stond, of de leveringsdatum moest akelig dichtbij komen (en dan moet of doe je wel eens wat).
Hoewel ik met dezelfde intensie als de vroegere beroepsmolenaars maalde (opschieten en geen wind door de hekkens laten waaien) was het geen beroepsmatig malen. Het was veelmeer, tegen een kleine vergoeding, op vrijwillige basis. Dit malen valt dan ook in je categorie “vrijwillig actief”.
Maar… de molen aan willen passen zodat ik het (wat) gemakkelijker had of om een andere reden? Nooit in mij opgekomen. Het ging allemaal prima met de molen zoals hij was. En ik maalde toch met een monumentale (ook laten zien hoe het vroeger ging) molen? Als ik daar geen zin in heb ben ik als molenaar van een molen als monument geen knip voor de neus waard!
Aanpassen van een molen als monument waar iemand vrijwillig actief mee is zie ik dan ook geen enkele reden toe of voor en is, voor mij, in wezen daarmee gelijk aan vloeken in de kerk! Je andere 3 punten ben ik het mee eens.
*] Met het weer maalvaardig maken in ’78 is de elektriciteitsbedrading die er t.b.v. de elektromotor in de molen was verwijderd.