HMML Version 2.0 deel 11

  • WvdA

    Turbulente tijden

    Weken wachtte ik op de grote revolte, maar nu deze definitief uitblijft op dit prikbord zal ik er zelf maar over beginnen.

    Als een buitenstaander als Bazelmans controversiële standpunten ventileert buitelen we met zijn allen over hem en elkaar heen, maar als een insider evenzo controversiële standpunten verdedigt, dan slikken we het blijkbaar kritiekloos als zoete koek. Toegeven, ik twijfel ook niet aan de juistheid van het artikel ‘Turbulentie, waar praten we eigenlijk over?” van Nico Jurgens in de laatste Molenwereld (want daar heb ik het over) maar daar staat toch nogal wat in…

    Al jarenlang wil ik al een artikel schrijven “1 op 100 regel of 1 op 30 regel, waarom toch die grote verschillen?”, maar het grote voordeel is dat nu niemand mij dit meer hoeft uit te leggen, want (citaat pag. 39) “Deze regels gaan dus steeds meer schade berokkenen aan cultureel erfgoed. Hoe eerder ze afgeschaft worden, hoe beter dat voor de molens zal zijn”. Wie denkt dat wij als molenvorsers molens gered hebben van hun waarachtige ondergang door ze te verhogen (Winschoten, Ede) komt helemaal bedrogen uit: (citaat pag. 38) “stuk voor stuk slachtoffers van de biotoopregel”.

    Zo, die zit! De laatste (en enige) strohalm die we als molenwereld nog hebben in onze toch al erg moeizame strijd voor een goede molenbiotoop, wordt hierbij op buitengewoon professionele wijze om zeep geholpen. Molenaars die jarenlang hebben gestreden om de biotoopregel in hun locale bestemmingsplan te krijgen en ook tegenwoordig nog op basis van die regel het kwaad proberen tegen te gaan (Wageningen) kunnen slechts moedeloos het hoofd in de schoot leggen…

    Toch staat de DRAAIENDE molen centraal in het betoog van Jurgens: gewoon wat pragmatischer omgaan met bouwhoogtes bij molens en gebouwen zo aerodynamisch ontwerpen dat ze weinig tot niet de windtoevoer hinderen. Ook het aanpassen van de (Oud-Hollandse) ophekking kan molens beter doen draaien. Dat is in twee zinnen het betoog van Jurgens samengevat en daar kan ik het eigenlijk niet mee oneens zijn. Bovendien sinds de 1200 Roe in Amsterdam en de Geestmolen in Alkmaar (beide in de top 5 van slechte biotopen van Nederland) honderdduizenden omwentelingen per jaar halen, vraag ik me soms sowieso af ‘waar praten we eigenlijk over?’; maar dit even ter zijde.

    Er blijven nog een paar addertjes onder het gras: krijgen we straks ook een indeling op boomsoort en welke het meest de windstroom verstoort? (Naaldhout houdt geen wind?).

    Een ander aspect laat zich minder makkelijk in formules vatten, namelijk het behoorlijk subjectieve begrip ‘landschappelijke waarde’. “Het ziet er niet uit!”, zogezegd en ga daar maar eens regels, laat staan formules voor opstellen…

    Persoonlijk merk ik dat ik me meer irriteer aan het feit dat een lange bomenrij het zicht op mijn molen afschermt tot ik hem tot 100 meter genaderd ben, dan dat die haaks op de molen staande bomenrij enkele meters boven de stelling uitsteekt en zo een minimale windbelemmering veroorzaakt.

    Laat ik dit gegeven eens doortrekken naar een extreem hypothetisch voorbeeld. Een dorp wil uitbreiden en dat moet helaas gebeuren aan de zijde waar een grondzeiler staat. Volgens de nieuwste inzichten kunnen we nu zeggen: Zet op 100 meter van de molen maar een copy van het Oriental Palace (dat dit Chinese restaurant vlakbij de Kortrijkse Molen bij Breukelen nauwelijks voor windbelemmering zorgt vind ik heel vreemd, maar zelfs mensen die met deze molen hebben gedraaid vertellen het me, dus wie ben ik om het in twijfel te trekken?) en bouw daar allerlei woningen en appartementen in.

    Woningnood opgelost, windvang veilig gesteld, maar de kans is zeer groot dat zelfs vele mensen buiten onze molenwereld zullen roepen “Het ziet er niet uit!”……

    WvdA

    P.S. In mijn eerste Version 2.0 column van afgelopen zomer meldde ik dat ik het koffiehok in mijn molen er niet uit vind zien. Momenteel heeft mijn molen een primeur: het eerste koffiehok dat wordt uitgesloopt.

  • Jan Hofstra

    Ik heb Nico Jurgens heel hoog zitten, maar ik ga er in dit geval maar van uit dat dit in een moment van verstandsverbijstering of grote frustratie is geschreven. In de genoemde biotoopregels staat helemaal niet dat je een molen maar moet gaan verhogen op het moment dat er iemand iets voor wil gaan bouwen. De regels zijn juist bedoeld om ongewenste ontwikkelingen zoveel mogelijk tegen te houden. Nico pleit er voor om vooraf om de tafel te gaan zitten om tot iets te komen dat de wind zo weinig mogelijk verstoord. Dat is natuurlijk een lachertje, want op het moment dat je deze regels afschaft wil er helemaal niemand meer met je om de tafel gaan zitten; dan gaan ze gewoon doen wat ze willen. Bij de meeste wethouders en projectontwikkelaars zijn molens helemaal niet in tel.

    Vijftien jaar geleden was de biotoopregel van de provincie Zuid-Holland slechts een aanbeveling, met als gevolg dat er nooit iemand kwam overleggen. Sinds de regel bij de provincie “hard” is staat er iedere week wel iemand op de stoep. Dat je met deze regel alles kan tegenhouden kun je natuurlijk wel vergeten, maar ik zie toch veel ongewenste ontwikkelingen omgebogen worden. Alleen gebeurt dat achter de schermen en zie je daar weinig van. Alleen de zaken die mis gaan vallen op.

    Voorheen was het ook altijd zo dat je pas wat van een plan kon zeggen op het moment dat alles al in kannen en kruiken was. Dan is het al heel moeilijk om er nog een titel of jota aan te veranderen. Als je als plannenmaker vooraf al weet dat er een molen staat die wat eisen aan de omgeving stelt, dan krijg je vaak automatisch andere plannen. Dat is vooral de kracht van deze regeling.

    Verder is een molen meer dan alleen windvang. Om dat voorbeeld van Breukelen maar aan te halen: Het kan best zijn dat het restaurant de wind niet dramatisch verstoord, maar het blijft daar geen gezicht. Vroeger domineerde de Kortrijksemolen daar de omgeving, maar nu is het een tuinkabouter geworden op ware grote.

  • Mario Collombon

    Ik denk inderdaad dat wanneer je de biotoopregels afschaft het einde zoek is. De ideale biotoop is voor de meeste molens in Nederland bij lange na niet meer te realiseren, maar de biotoopregels in een bestemmingsplan kunnen wel een stok achter de deur zijn om bij plannen rondom een molen tot een zo goed mogelijke oplossing te komen. Of in geval van beplanting te realiseren dat wanneer te hoge bomen worden gekapt of kaprijp zijn er andere lage boomsoorten voor in de plaats komen, zoals nu bijvoorbeeld voor onze molen in het bestemmingsplan is opgenomen.

    Wij hebben hier op m`n werk een plan uitgetekend langs het spoor bij de molen van Heeze. Op de situatietekening van het kadaster stonden precies vanaf de molen de cirkels aangegeven met toegestane bouwhoogten. Ik heb deze opgemeten en de hoogte van de woningen voldoet precies aan de biotoopregels, zo kan het dus ook!

  • Andreas de Vos

    Ik ben het een aardig eind met je eens Jan, zo niet helemaal.

    Ik ben aan het artikel van Nico Jurgens in Molenwereld begonnen, maar al snel haakte ik af. Ik was er ff helemaal klaar mee. Hier doe je de molenwereld en vooral het molenbehoud absoluut geen goed mee.

    Ten eerste beweren dat de biotoopregel molenverhoging en verplaatsing in de hand werkt of stimuleert, terwijl dat juist niet de bedoeling is als je de biotoop kunt haven dankzij die regels. Zo gauw je ondanks die regels die biotoop niet kunt handhaven verandert de zaak uiteraard wel.

    Ten tweede: bouw maar vol rond die molen, we passen het gevlucht wel aan. Hoe ver wil je gaan? Een nieuw soort Bilauw, Dekker, Fauël, Bussel, etc? Is dat historisch verantwoord? Ik vind het een beetje met 2 maten meten.

    Ik denk dat hij in de eerste plaats 2 dingen door elkaar gooit, namelijk turbulentie over het stromingsvlak (de vleugel, wiek, of waar je naar kijkt) en turbulentie van de aangevoerde luchtstroom ten gevolge van obstakels.

    Het eerste is een gevolg van de mate van perfectie (of juist imperfectie) van het vleugelprofiel. Dat is een gegeven, bij Oud-Hollands is het overduidelijk een drama, maar het werkt wel.

    Het tweede is een ook duidelijk, en daar heb je als molen last van. Moderne verkeersvliegtuigen vliegen ook niet (graag) in de turbulentie van een voorganger, daar kunnen zelfs ongelukken van komen. Dus om nou te zeggen dat de biotoopregel voor een molen schadelijker is dan de turbulentie van een gebouw…

    Vervolgens plakt Nico een doorsnede van een end (topend oud-hollands) aan een zijaanzicht van een Spitfire, maar wel in de verkeerde stand. De windborden parallel met de vliegrichting, terwijl de koorde van dat gevlucht ongeveer dezelfde hoek zou moeten maken met de luchtstroom als bij de vliegtuigvleugel. Bovendien zou hij voor een eerlijkere vergelijking eigenlijk de vlakkere doorsnede van de ophekking (dichter bij de as) moeten nemen, maar voor het principe maakt het niet veel uit.

    Eigenlijk is Oud-Hollands een hele ruwe dikke vleugel, vergelijk maar eens de dikke vleugels van de oude Fokkers uit de jaren 20 en 30. Wel glad, maar heel dik, gaf veel lift, maar vloog langzaam.

    Dan dat verhaal over die chinees in Breukelen: geloof jij het? Je neemt een flinke doos, schuint de hoeken wat af, maar ter compensatie zet je op de dakranden een flinke opstaande rand… Zelfs al zou dit turbulentie langs de dakranden wat reduceren, in de luwte van het pand zelf stroomt de lucht niet zoals wanneer dat pand er niet zou staan. Een half gevlucht verstopt achter een gebouw blijft een half gevlucht in de luwte.

    Zoals gezegd, ik kon de rest van het artikel niet meer lezen, ik was er ff klaar mee. Zit/zat nog wel te broeden op een reactie naar Molenwereld cq. Nico Jurgens, maar is er nog niet van gekomen.

    Groetsels,

    Andreas de Vos

  • Nico Jurgens

    Om een heel lange reactie in één zin samen te vatten: “Don't shoot the messenger”.

    Lees mijn artikel aandachtig en trek pas dan je conclusies.

    Ik ben niet tegen een biotoopregel, maar ten eerste mag dat nooit een absurde regel zijn zoals die er nu is, want daar is op termijn nergens aan te voldoen. Door die regel door te drijven, plaatst de molenbeweging zichzelf buiten de maatschappij.

    Ten tweede heeft het volstrekt geen zin je de illusie voor te houden dat het belang van een molen ooit hoger gewaardeerd zal worden dan hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen. De 1 op 30 regel en de 1 op 100 regel zullen dus nóóit in de wet geïmplementeerd worden. Ik herhaal: nóóit.

    Daarom moet je het molenerf verlaten en vanuit de belangen van de gemeenschap onderzoeken hoe rekening gehouden kan worden met molens. Mijn voorstel is: alle provincies en alle steden hebben een cultuurhistorische waardenkaart. Daar staan alle monumenten op, ook alle molens. (Die kaarten zijn openbaar en te raadplegen via Internet; je kunt dus kijken of je molen er op staat). Die kaart maakt deel uit van de geografische informatiesystemen waar alle overheden mee werken. Deze kaarten worden bij alle ruimtelijke ontwikkelingen als eerste geraadpleegd. Met één blik op het beeldscherm ziet de ambtenaar waar de gasleidingen liggen, hoe de meneer van Molenstraat 17 heet, of die straat éénrichtingverkeer heeft, waar de brandkranen zitten en of er bepaalde omstandigheden zijn zoals bijvoorbeeld beschermde natuurgebieden of cultuurhistorische waarden waar bij het ontwikkelen van plannen rekening mee gehouden moet worden en nog meer. Elke ambtenaar die betrokken is bij ruimtelijke ontwikkelingen weet dus al in het meest prille stadium dat er een molen staat. Als op het moment dat binnen een gebied waar ruimtelijke ontwikkelingen gepland zijn, op de kaart blijkt dat er archeologische waarden aangetroffen zouden kunnen worden, dan komt er een geoliede machine op gang waarvan het resultaat is dat een prospectie wordt verricht en zonodig een letterlijk diepgravend onderzoek. Om elke molen zou dus een cirkel moeten komen met een straal van bijvoorbeeld 300 meter. Zijn er plannen binnen die cirkel, dan zou ook zo'n geoliede machine op gang moeten komen. Maar op het gebied van stromingsleer bestaat zo'n geoliede machine helemaal niet en ik herhaal nog een keer: de 1 op 30 regel en de 1 op 100 regel zullen nóóit in de wet geïmplementeerd worden. De maatschappij zal de molenbeweging nooit een stok achter de deur in handen geven. Ik heb uitvoerig met Mark Ravesloot (DHM) over mijn artikel gesproken. Hij noemt de 1 op 30 regel en de 1 op 100 regel het ‘wapen’ van de molenbeweging. In de praktijk blijkt elke keer opnieuw dat dat wapen niet meer is dan een klappertjespistool. Niemand raakt daarvan onder de indruk, adviesbureau Peutz al helemaal niet, maar door met een klappertjespistool te schieten, maakt de molenbeweging wel duidelijk niet bereid te zijn om naar een oplossing te zoeken. Joden en Palestijnen, Bush in Irak of Poetin en Joetsjenko: oorlog levert alleen maar verliezers. Wie het onderste uit de kan wil halen, krijgt de deksel op zijn neus. Daarom gaan de bouwplannen in Spijkenisse gewoon door; molen of geen molen; provinciale molenveroredening of niet. In al die andere plaatsen gaan de bouwplannen ook gewoon door; zelfde verhaal. Dan rest maar één ding: de molen verminken of uit zijn historisch context scheuren. Is dat dan wat we willen? Als je in het Stadsdeelkantoor Amsterdam-Westerpark een keer hard ‘de molenbiotoop’ roept, kom je niet meer levend buiten. Daar heeft de molenbeweging zichzelf onvoorstelbare imagoschade berokkend.

    En verlies even niet uit het oog: ik heb wellicht meer uren met molens gemalen dan de meeste vrijwillige molenaars. Ik verdiep me al sinds 1974 in de aërodynamica rond molens. Ik heb ook met gemeenteambtenaren overlegd; intern, dus niet als (vrijwillige) molenaar aan de verkeerde kant van de tafel. Daardoor heb ik de moed om het probleem vanaf een objectieve afstand te bekijken. Onze medeburgers hebben evenveel recht op een plaats op de wereld als wij; zij hebben evenveel recht op het realiseren van hun plannen als wij. Wij kunnen de merkwaardige combinatie in Breukelen nog zo lelijk vinden, maar het hotel staat er en met alle kritiek van de wereld krijg je het toch nooit meer weg. Er waren dus blijkbaar mensen die dat hotel belangrijker vonden dan het zicht op de molen, en blijkbaar waren dat zelfs zoveel mensen dat dit kon gebeuren. Het heeft geen zin om daar je ogen voor te sluiten. De lintbebouwing langs de A2 bij Zaltbommel verdient geen schoonheidsprijs, maar het staat er; niet ondanks, maar dankzij de gemeente. En zo kun je eindeloos doorgaan. In het Groene Hart van Holland mocht niet gebouwd worden. Dat moest een ‘groene long’ blijven waar de hardwerkende mensen uit de Randstad konden ontspannen. Je kunt nu al uitrekenen op welke dag de laatste vierkante meter weiland in het Groene Hart zal verdwijnen. Wij willen dat niet en toch gaan al deze ontwikkelingen gewoon door.

    Ik wil geen illusies verkopen. Dat is wellicht heel pijnlijk, maar als je goed leest, zul je je realiseren dat ik slechts terugkijk naar wat er in het verleden mis is gegaan en wat ook in de toekomst in toenemende mate mis zal gaan. In plaats van me schuldig te maken aan goedkoop populisme zoek ik naar een synthese. Beter een half ei dan een lege dop. En met windtunnelonderzoek zal in een aantal gevallen van het halve ei weer een heel ei gemaakt kunnen worden. In theorie is het zelfs mogelijk dat aanpassingen aan gebouwen ertoe leiden dat de molen méér wind krijgt dan wanneer diezelfde molen in het vrije veld staat. In de praktijk zal dat niet vaak lukken omdat er al teveel niet-aangepaste bebouwing is.

    Of de moeite die ik doe om een bruikbare, duurzame en voor alle partijen aanvaardbare oplossing te vinden met verstandsverbijstering of frustatie te maken heeft, moet iedereen zelf maar beoordelen.

    Groeten, Nico Jurgens

  • Nico Jurgens

    Beste Andreas,

    Nog even inhoudelijk over de aërodynamische aspecten.

    Je schrijft dat je vreest dat ik twee zaken door elkaar haal: de turbulenties langs de wiek en de turbulenties die ontstaan door gebouwen. Graag mijn artikel goed lezen.

    Verder schrijf je dat in mijn theoretische experiment met de Spifire de koorde van de molenwiek parallel zou moeten staan aan de koorde van de vliegtuigvleugel. Als je mijn vectordiagram begrepen hebt, dan zie je dat ik het écht goed heb getekend. Dat is ook wat Gerrit Pouw signaleerde in zijn boek ‘Wieksystemen’, en daarom noemt hij ook het probleem van overtrekken.

    Ik heb de top van de wiek genomen omdat die het meest bijdraagt aan het vermogen van de molen. Ik had ook een deel dichter bij de as kunnen nemen: dat staat nog veel schuiner op de wind dan het deel aan de top. De hekstand verloopt namelijk niet tangentieel zoals sommige mensen op theoretische gronden zouden verwachten.

    Over de Chinees bij Breukelen kun je je het beste informeren bij de vrijwillige molenaars ter plaatse. Gisteren hoorde ik nog een veel extremer geval.

    Met vriendelijke groeten,

    Nico Jurgens

  • Andreas de Vos

    Als er gebouwd moet gaan worden (maar liever niet), dan betekent dat in het grote merendeel van de gevallen een object met een min of meer rechthoekig grondvlak en een bepaalde hoogte. Wat de bouwer betreft zo groot en hoog mogelijk, want dat geeft bij dat grondvlak per m2 bebouwbare oppervlakte de meeste vloeroppervlak.

    Als er gebouwd moet worden, dan liefst niet te hoog, vanwege windstroming naar/van de molen, het beeld rond de molen etc…

    Je kunt gebouwen inderdaad aerodynamisch zo vormen dat ze minder verstoring aan de luchtstroom geven. Een gebouw met bijvoorbeeld een soort golfvorm (dak), een druppel- of lensvormige doorsnede. Toch zullen niet de meeste gebouwen zo vormgegeven zijn of worden. Tenzij het een verplichting wordt zodra het nabij molens betreft.

    Uiteindelijk zul je toch regels of uitgangspunten moeten vaststellen, al was het maar als richtlijn voor toekomstige gevallen waarvoor partijen uit het molenveld rond de tafel moeten met de ontwikkelaars en gemeente etc. Je wilt immers toch iets waarvan je kunt stellen/aantonen dat onder die voorwaarden de windhinder voor de molen minimaal is. Eigenlijk wil je voor het visuele aspect van een molen (een tuinkabouter of visueel vrijstaand) ook zoiets.

    Nu is er niks, alleen die biotooprichtlijn van DHM. Zou je zonder die richtlijn wel een basis hebben gehad om het gesprek aan te gaan met gemeente en projectontwikkelaar?

    Tot er een nieuwe regel of norm is bedacht en vastgesteld moet je toch wat. Bij voorbaat de oude maar vast overboord gooien?

    Groetsels,

    Andreas de Vos

  • Andreas de Vos

    Ik zal die vectordiagrammen nog eens goed bekijken. De koorde moet inderdaad niet parallel lopen met de vliegrichting, er is altijd een (kleine) aanstroomhoek, maar bij dat wiekprofiel oogt het nogal heel erg groot.

    Groetsels,

    Andreas de Vos

  • Heklat

    We zijn het er allemaal mee eens dat molens niet helemaal ingebouwd horen te zijn door huizen of ingegroeid door bomen.

    De molensituatie zoals die vroeger was komt nu bijna niet meer voor en het zal moeilijk zijn deze weer terug te krijgen. Tegenwoordig heeft een molen al een redelijk goede biotoop als het uit de meest voorkomende richtingen voldoende wind kan vangen om te malen. Vroeger was het wegvallen van een windrichting door het bouwen van een huis al een reden om de molen te verplaatsen of te verhogen.

    Eigenlijk is dit nu dus ook aan de orde, alleen wordt er pas veel later ingegrepen omdat we slechtere biotopen gewend zijn.

    In deze tijd is het wel wat moeilijker om voor een molenbiotoop te strijden omdat er meestal geen broodwinning meer van afhangt. Dat wil niet zeggen dat we ons uit het veld moeten laten slaan.

    Blijf strijden voor je molenbiotoop. Als het in een bestemmingsplan is opgenomen is het weliswaar bijna zeker dat het zo zal gebeuren, maar je bent nog niet veilig.

    De regel is het plan binnengekomen maar kan er dus ook weer uitgehaald worden.

    Daarnaast zijn er ook mensen die het tricky willen spelen, als de molenaar de enigste is die de omgeving in de gaten houdt leggen deze mensen plannen voor als de molenaar even niet oplet (door een vakantie of iets dergelijks zou hij de krant niet kunnen lezen en dus geen bezwaar maken).

    Daarom is het ook nuttig om meerdere mensen te hebben die erop letten.

    Uiteindelijk zullen de gemeenten proberen zoveel mogelijk mensen tevreden te stellen en daarbij krijgen de molenaars helaas niet altijd hun zien.

    Probeer het beste ervan te maken en probeer een molen zo origineel mogelijk te houden. Wie zou immers een land willen vol met metershoge molens die net onder stellinghoogte volgebouwd zijn door huizen en zonder mooie vrijstaande grondzeilers. Die molens die nu al hoog zijn (schiedam e.d.) zijn ook wel mooi, maar ik geef toch de voorkeur aan een molen met een biotoop zoals het vroeger was.

    gegroet.

  • Nico Jurgens

    Waar gaat het om? Er komt een nieuwe wet op de ruimtelijke ordening. Dat wordt voor de molenbeweging een fantastische kans; de kans waar al meer dan 35 jaar op gewacht wordt. Daarmee zal het dus mogelijk worden dat molenbeschermingszones een wettelijke basis krijgen. Maar als de molenbeweging wil dat de 1 op 30 regel en de 1 op 100 regel wettelijk vastgelegd worden, dan komt er helemaal geen regeling voor de molens. De Palestijnen willen al sinds 1947 een open dialoog met de Israëliërs. Er hoeft maar één punt op de agenda te staan: de opheffing van de staat Israël. Om de hartelijke samenwerking te vieren hebben Palestijnen en Israëliërs elkaar met de jaarwisseling op een prachtig vuurwerk getrakteerd waar helaas enkele doden bij te betreuren zijn. In het leven is niets zeker, maar vrijwillige molenaars hebben in elk geval twee zekerheden: iedereen gaat een keer dood, en de 1 op 30 regel en de 1 op 100 regel worden niet wettelijk geïmplementeerd. Daar ga ik niet over, ik zet niks overboord, maar al sinds er een biotoopwacht is (ik meen vanaf 1972), houden we onszelf voor dat de genoemde regels volgend jaar in de wet zullen worden vastgelegd. Naar ik vernomen heb, zullen de genoemde biotoopregels in de wet geïmplementeerd worden in het jaar dat Pasen op een zaterdag valt. WvdA (ik houd niet van mensen die hun ware gezicht verbergen) noemde het een strohalm; een werkelijk treffende vergelijking. Als je verzuipt en je klampt je vast aan de laatste strohalm, dan verzuip je nog net zo hard. Als je die strohalm niet had, dan zou je misschien nog op het idee komen om een keer heel hard om hulp te roepen. Maar als je dan hulp krijgt, is het natuurlijk niet fair om je redder een kogel door het hoofd te jagen op het moment dat hij je uit het water heeft gevist.

    Met de genoemde zekerheden moeten we dus proberen een oplossing voor het biotoopprobleem te vinden. Ik vergelijk het weer even met archeologie. In de wet is niet vastgelegd hoe diep archeologen moeten graven, hoeveel vondsten ze moeten doen of hoe dik het rapport moet worden. Er is alleen een raamwet waarin is vastgelegd dat de verstoorder betaalt. Een dergelijke regeling zal voor molenbeschermingszones ook haalbaar zijn: de verstoorder betaalt. Bij archeologische opgravingen komt dus een geoliede machine op gang die beoordeelt wat de beste oplossing is. Soms is de conclusie dat de archeologische vondsten onbelangrijk zijn en wordt er niets opgegraven. Meestal vindt wel een opgraving plaats; vorm en diepgang hangen af van wat de experts noodzakelijk vinden. In principe is een archeologische opgraving destructief: zodra de archeologen hun biezen pakken is er niets meer aanwezig. Maar soms zijn de vondsten wel zó belangrijk dat besloten wordt de bouwplannen te wijzigen. Dan worden vondsten in het minste geval opgenomen in een kelder, maar integrale wijziging van de bouwplannen behoort ook tot de mogelijkheden. Op dezelfde wijze zou een geoliede machine van wijze mannen dwingend moeten voorschrijven welke maatregelen genomen moeten worden om het functioneren van een molen veilig te stellen. Dat kan ook weer variëren van helemaal niets tot integrale wijziging van de bouwplannen, maar de gekozen oplossingen moeten ruimte laten voor de voorgenomen, waar nodig aangepaste bouwplannen. Dan zou er dus wel zo’n geoliede machine, beter gezegd commissie van wijze mannen moeten zijn. Daar zal toch minimaal iemand in moeten zitten die stromingsleer heeft gestudeerd. Omdat het functioneren van een traditionele molen sterk afwijkt van dat van een windgenerator lijkt het mij noodzakelijk dat in die commissie ook een molendeskundige zitting heeft die het functioneren van een traditionele molen kan vertalen naar het begrippenkader van degene die stromingsleer heeft gestudeerd en die omgekeerd ook de taal van die laatste verstaat.

    Laten we deze kans, de kans van ons leven, nu niet zelf verknoeien door in te zetten met een eis die nooit gehonoreerd kan worden.

    Diverse mensen noemden de esthetische waarde en de belevingswaarde van de molen. In mijn jeugd kon ik tientallen kilometers over verlaten weggetjes in de Kempen fietsen. Veel van die weggetjes waren verhard met kinderkopjes, andere met sintels van de zinkfabriek in Budel. Maïs was een onbekende plant; op pakjes Maïzena stond een afbeelding van enkele maïskolven. Bij bloemisten kon je ook wel siermaïs kopen. Ik kon nog midden op straat fietsen terwijl je nu op een vrijliggend fietspad nog van je fiets gereden wordt door scooters die door de geluidsbarriëre gaan. Dat het landschap sindsdien onherkenbaar veranderd is, zal ik niet hoeven uitleggen. Maar ik kan de wereld niet tegenhouden en ik zou dat zelfs niet willen. Ik heb de armoede van de jaren ’50 van de vorige eeuw nog ervaren. Ben nu blij dat ik in een geïsoleerd huis met centrale verwarming zit.

    Nederland heeft een oppervlakte van ruim 37 duizend vierkante kilometer en ruim 16 miljoen inwoners. Er is dus ongeveer 2.300 vierkante meter voor iedere Nederlander. Als rond een molen een cirkel vrij moet blijven met een straal van 300 meter, dan zijn dat ruim 280.000 vierkante meter. Waar halen wij het recht vandaan om per molen beslag te leggen op de ruimte van ruim honderd Nederlanders? Cultuurhistorische waarde? Kunnen we die hard maken? Terwijl er in Nederland nog geen tien molens bouwhistorisch onderzocht zijn? Toerisme? Kunnen we dat hard maken? In de Zaanstreek misschien, maar molen P in de Zijpe? Terwijl die laatste vrij staat en de molens in de Zaanstreek niet? Terwijl er op die vrijstaande molen nooit toeristen komen en de enigszins ingebouwde molens aan de Zaan er onder bezwijken?

    Nico Jurgens