HMML Version 2.0 deel 11

  • Nico Jurgens

    Beste Andreas,

    Ik zal uitleggen hoe ik de stand van de wieken aan de Spitfire bepaald heb. In theorie is die hoek heel eenvoudig te bepalen, in de praktijk is het wat lastiger of je moet goede spullen hebben. De hoek volgt uit de snellopendheid van de molen. Dat is de verhouding tussen de omtreksnelheid van de toppen van de wieken en de ongestoorde windsnelheid. De snellopendhied is in principe onafhankelijk van de windsnelheid. De windsnelheid zou je moeten meten op ruime afstand vóór de molen, liefst op askophoogte of nog enkele meters hoger. De omtreksnelheid van de wieken zou je kunnen berekenen uit het toerental. In de Gildebrief heeft ooit gestaan hoe je een fietscomputer kunt gebruiken om het toerental van de molen te meten. Je kunt het toerental natuurlijk ook bepalen door met een stopwatch naast de omwentelingenteller te gaan zitten. Het aantal toeren maal de omtrek die de top van de wieken beschrijft, levert de omtreksnelheid.

    Er zijn uiteraard al eerder metingen gedaan. Gebleken is dat het gevlucht van een watermolen optimaal functioneert bij een snellopendheid van 2,4 tot 2,7. Onbelast gaat het gevlucht ongeveer anderhalf maal zo snel lopen; de snellopendheid bedraagt dan 3,6 tot circa 4. Korenmolens in het zuiden van het land hebben een optimale snellopendheid van 3 tot 3,5 en Vlaamse molens met een vlakke zeeg komen nog hoger. Onbelast kunnen die flink gaan hollen. Zoals wijlen W.O. Bakker zei over een Vlaamse molen die hij samen met zijn eveneens overleden molenvriend I.J. de Kramer bezocht: “die stond te toll’n dat’t zelfs de Kraèmer teveel werd”.

    Ik ben uitgegaan van een snellopendheid van 4. Een cotangens van 4 hoort bij een hoek van 14°. Bij Hollandse watermolens staat de koorde van voor- naar achterzoom aan de top van de wiek gewoonlijk neutraal of enkele graden naar achter (dus met het grootste deel van het hek mee), bij korenmolens in het zuidoosten van het land staat de koorde neutraal of iets naar voor. Ga ik dus uit van een korenmolen met snellopendheid van 4 en een gevlucht waarbij de koorde 1° naar voor staat, dan wordt de hoek waaronder de schijnbare wind invalt 15°. Zou ik uitgaan van een snellopendheid van 2,6, dan hoort die cotangens bij een hoek van 21°. Trek er 1° vanaf, dan valt de schijnbare wind in onder een hoek van 20°. De tekening van de Spitfire stelt de situatie voor dat het vliegtuig precies horizontaal vliegt. De koorde van de wiekvleugels maakt een hoek van 15° met de horizon. Ik heb de stand van de wieken dus eerder te vlak dan te schuin getekend. Maar de tekening was ook alleen maar bedoeld om visueel te maken waar ik anders een aantal formules voor nodig zou hebben, waardoor de problematiek ook te begrijpen is door lezers die geen natuurkunde gestudeerd hebben. De tekening maakt in één keer duidelijk dat een traditionele molenwiek allerbelabberdst werkt. Maar onze voorouders hadden niets beters en ze hebben de molens zo gebouwd dat ze met zulke wieken perfect functioneren. Als een molen vrij staat, hoef je daar dus ook helemaal niets aan te veranderen. Ik heb met de molen van Moergestel (de oude molen, vóór de restauratie van 1992; zie de foto in de Molenwereld) een keer gemalen op een uitzonderlijk regelmatige oostenwind. In die richting was de omgeving toen nog helemaal vrij. Oostenwind is altijd regelmatig, maar deze was zelfs buitengewoon regelmatig vergeleken met andere oostenwind. Onvoorstelbaar hoeveel werk een molen dan verzet. Maar er hoeven maar een paar turbulenties in de wind te zitten, en de molen valt al een enorm end terug.

    Groeten, Nico

  • Andre Koopal

    Hoi Nico

    (Disclaimer, het Molenwereld artikel nog niet gelezen).

    Je schrijft dat, als er iets in de buurt van een molen moet gaan gebeuren, er een ‘geoliede machine’ in werking moet treden. Wat ik niet begrijp, is waarom de 1:100 regel niet de trigger zou kunnen zijn om die machine in werking te zetten.

    Wat ik dus bedoel is dat een projectontwikkelaar een meldplicht richting de moleneigenaar krijgt op het moment dat hij daarboven komt. Dat betekent helemaal niet meteen dat er niets kan en dat de 1:100 regel een bouwgrens aangeeft, maar de moleneigenaar word er in ieder geval bij betrokken.

    Bij alle verhalen die ik hoor rondom de biotoop is dat het het belangrijkste is om vroeg in de planvorming betrokken te raken. Op dat moment is een architect best bereid met een molen rekening te houden, maar maak je achteraf bezwaar moet iemand wijken, en dat geeft gezichtsverlies.

    Met de 1:100 regel als grens gebruiken ten opzichte van altijd melden op zekere afstand van een molen ben je aan de ene kant soepeler naar anderen toe, voor een klein schuurtje op ruime afstand van de molen is er geen gedoe, aan de andere kant schep je wel meteen een verwachting. Daarna komt het spel er samen uit te komen.

    Groetjes,

    Andre

  • Nico Jurgens

    Beste André,

    Op zich is er iets voor je argumenten te zeggen, maar schuurtjes in een gebied waar ruimtelijke ontwikkelingen gepland zijn, lijken me weinig voor te komen. De essenties van mijn betoog zijn: ten eerste: dat we de maatschappij nodig hebben en we er daarom geen onuitvoerbare eisen aan moeten willen opleggen, en ten tweede: dat er geen starre wet maar een meldingsplicht moet komen binnen een bepaalde straal rond een molen waarna experts de consequenties moeten beoordelen.

    Inderdaad moet je vroeg in de planvorming betrokken raken, en daarom wil ik dus cirkels op de cultuurhistorische waardenkaarten en de meldingsplicht. Met archeologie loopt dat écht gesmeerd. Het is niet zo zoals sommigen denken dat plannenmakers niet weten dat er een molen staat en al helemaal niet zouden beseffen dat een windmolen wind nodig heeft. De werkelijkheid is dat een aantal stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars spreekt over de molenmaffia, en dat is een categorie die je zolang mogelijk buiten de deur moet houden. In dat licht dus ook mijn opmerking over Amsterdam Westerpark en de imagoschade. Vandaar dat ik zoek naar een overlegmodel in plaats van een oorlogsmodel. Beetje cru gezegd misschien, maar daar komt het op neer.

    Met vriendelijke groeten, Nico

  • Mark den Boer

    Omdat, beste Andreas en anderen, omdat de 1 op 100 regel helemaal geen hout snijdt en je daar geen enkele discussie mee kunt ‘winnen’ .

    o.a. omdat we als vrijwilligers keer op keer aantonen dat de aantallen van de omwentelingen niet zozeer afhankelijk zijn van de biotoop maar meer van de hoeveelheid ingezette uren… En wat melden wij steeds vol trots op websites, in folders en waar dan ook…precies, omwentelingen…

    Dus iedereen die een beetje oplet (en dat doen projectontwikkelaars nu eenmaal, daar zijn ze van) lacht zich een deuk. Heb je die molenaars weer, nou ja, ter voorkoming van de negatieve pers zullen we ze wat tegemoet komen.

    KIJK OM JE HEEN.

    Een tijdje geleden schetste ik het beeld van een groep zebra's waar iedere keer er ééntje van geslacht wordt. Zolang we ons vasthouden aan strootjes en blijven geloven in dat Peutz het volgende keer wél goed zal doen zijn we het redden nauwelijks waard.

    Heel hard schreeuwen heeft in ons geval enigzins geholpen. Maar vraag niet ten koste van welke tijdsinspanning en we zullen het niet hebben over de regelrechte (zij het onbedoelde) tegenwerking van sommige molenbeschermingsorganisaties.

    Verplaats je even in een bestuurder of een hogere ambtenaar. Kijk eens naar de footprint van een willekeurige molen in een bepaald bestemmingsgebied. Wil je iets voor elkaar krijgen zul je met veel betere argumenten moeten komen dan een (te) simpel sommetje…

    Mark den Boer

  • Andreas de Vos

    Het aantal uren is wel mede bepalend voor het aantal omwentelingen, maar de biotoop ook. Ik heb dat een keer nagerekend… (ik weet helaas de uitkomst niet meer, vandaar de x, maar wel de verhoudingen!)

    De Wimmenumer, prima biotoop, het totaal aantal omwentelingen en het totaal aantal uren waarin dat gemaakt is. Ongeacht met of zonder scheprad. Ik kwam op x omwentelingen per minuut, gemiddeld over dat jaar.

    Met De Eendracht te Alkmaar deed ik hetzelfde, toen altijd uit z'n werk want nog voor de restauratie… Ik kwam op precies de helft van x…

    Met poldermolen D van de Schermer, ten oosten van Schermerhorn… 3/4x…

    Dus om te zeggen dat de biotoop geen invloed heeft gaat toch niet helemaal op geloof ik. Het komt er dan toch op dat ik met De Eendracht 2x zoveel uren moet draaien om net zoveel omwentelingen te kunnen maken als de Wimmenumer…

    Groetsels,

    Andreas de Vos

  • Aad schouten.

    Ha die Willem.

    Ja toen ik het voornoemde artikel gelezen had rezen mijn molenharen ten bergen.

    maaaar ik weet zeker dat hier de molenstichting hier mee geen probleemen mee zal hebben.

    want heel dat biotoop gebeuren wordt ze hier wel knap door de strot gedrukt door de prov,.

    want nog niet zo lang geleden toen dit nog niet gebeurde,keek men wel uit om de betrefende gemeente aan te spreeken over de biotoop.

    en nog steets is men uiterst voorzichtig om op te komen voor de molen wat dit betreft …………..

    men probeert ten alle tijden de geit en de kool te sparen,dus als men de regels wil gaan versoepelen………hulde.

    dat deze mensen die dus bij de stichting met de biotoop bewaking belast zijn altijd op hun hoede zijn om de gemeentes niet te lastig te maken heeft best een zeer begrijpelijke kant,wat is het geval,bijna alle gemeentes die hier in de waard liggen die betalen per jaar een aanzienlijk deel voor het instand houden van de molen .

    en aangezien dat de molenstichting niet zonder deze gelden kan, dreigd men dikwijls in spagaat te raaken ,als men in de ogen van b v de prov niet voldoende aan de biotoop bel getrokken heeft,dus zodoende vindt ik het best wel begrijpelijk dat men dan ook niet al te hard wil speelen.

    ook wil ik er nog wel bij opmerken dat bij bepaalde biotoop probleemen de moleneigenaar lelijk alleen gelaten wordt als het puntje bij het paaltje komt.

    als men bij voorbeeld daadwerkelijk in aktie moet komen en dan vervolgens door ALLE molenorganisaties op zich zelf geworpen wordt,ondanks alle mooie toezeggingen. ik weet dan uit ervaring dat dit zeer frustrerend was,en is.

    het jammere van dit hele verhaal is dat de molens bijna altijd om wat voor reden dan ook aan het kortste eind trekken, ondanks alle goede bedoelingen.

    o ja wat die kortrijksemolen betreft daar zou ik wel eens 80 ende mee willen malen achter dat van der valk hok,denk zo maar dat er niet veel molen deskundige achter de staart durven te bijven, het zou dan echt een wipmolen zijn……………..

    zo dit zijn we weer even kwijt,willem bedankt…….

    vr gr Aad

  • Andreas de Vos

    Nico schrijft:

    “…en daarom wil ik dus cirkels op de cultuurhistorische waardenkaarten en de meldingsplicht.”

    En dan? Moet je toch bij elk project weer opnieuw in de clinch, gaan bewijzen dat dat gebouw op die plek met die vorm geen goed idee is voor de windvang, beleving etc. van die molen? Dat aanpassing van dat plan daarom noodzakelijk en/of belangrijk is.

    Dat moeten we nu ook, alleen nu moet de moleneigenaar/molenaar/belangenbehartiger nog meer uit z'n doppen kijken en dergelijke ontwikkelingen zo vroeg mogelijk zien te signaleren. Zodat-ie met die plannenmaker in de clinch kan. Helaas vaak in een (te) laat stadium, dus dat is wel enige winst van de meldingsplicht.

    Wat je mag hopen is dat bij een succes dit genoeg waarde als precedent heeft om in volgende gevallen voldoende waarborg te zijn tegen nieuwe ontwikkelingen. Heb je pech en pakt dat (te) nadeling uit, dan schept dat ook een precedent, zit je vervolgens bij volgende projecten met de gebakken peren. Daar ben ik tenminste bang voor.

    (Clinch in de zin van overleg, soms tot rechtzaken aan toe helaas).

    Op basis van wat kun je dan bewerkstelligen/duidelijk maken wat wel kan en (absoluut) niet kan? Een algemene regel, vuistregel, hoe je het noemen wilt, als handvat/uitgangspunt zou toch welkom zijn.

    Groetsels,

    Andreas de Vos

  • Andreas de Vos

    Beste Nico,

    Duidelijk verhaal…

    Maar je wilt toch niet zeggen dat je onze historische molens dan maar kwa gevlucht nog verder moet gaan “verbeteren” dan Fauël, Dekker, van Bussel, en de rest al hebben gedaan? Dat is immers ook al onderdeel van de historie, zij het in de nadagen van de windmolens.

    Puur om allerhande bouwprojecten, of bosprojecten nabij molens toe te kunnen laten?

    Ik ben toch ook van mening dat, zeker als je kunt gaan uitrekenen wanneer de laatste vierkante meter van het open Groene Hart wordt volgebouwd, juist die ruimte die je rond een molen zou willen behouden van groot belang gaat worden. Niet alleen voor die molen.

    Zoals je ook ziet, hoort en leest van projecten waarbij diverse partijen deelnemen, elkaar versterken en een stuk toekomstperspectief bieden, zo kan dat ook met molens en, bijvoorbeeld, het cultuurlandschap, recreatie (genieten van een cultuurlandschap, dat gaat nog zeldzaam worden) etc.

    Groetsels,

    Andreas de Vos

  • Nico Jurgens

    Beste Andreas,

    Zoals ik nadrukkelijk genoemd heb, ben ik er door gesprekken met overheidsdienaren van overtuigd geraakt dat een ‘vuistregel’ nooit in de wet geïmplementeerd zal worden. Als we daar op inzetten, wordt het dus nooit iets. En: steeds als er archeologische waarden in het gedrang zijn moet er ook een hele machine op gang komen. Is het zo vreemd dat als wij zo'n ontzettend zware claim op de ruimte leggen, de maatschappij van ons vraagt om ons daarvoor te verantwoorden? Er moet eerst een archeologische prospectie komen. Waarom zou dan niet van ons geëist mogen worden dat we met een aërodynamische prospectie komen? Zo zit de hele maatschappij in elkaar. Schiphol heeft al kilometers dossiers opgeleevrd. Niemand krijgt wat voor niets. En dan heb ik veel liever cirkels zodat we bericht krijgen op de dag dat een stedenbouwer een gebied aanwijst waar ‘inbreiding’ mogelijk is, dan dat we moeten wachten tot de (kostbare) bouwplannen klaar zijn en we al met de rug tegen de muur staan. Als wij al bij de allereerste planvorming, als er nog geen projectontwikkelaar bij betrokken is, aan de tafel genodigd worden en we komen met reëele wensen, dan zullen ambtenaren ons met plezier uitnodigen. Dan worden we niet als molenmaffia behandeld. Dan ben ik ervan overtuigd dat we veel meer gaan bereiken dan in de procedures zoals we die tot nu toe hebben uitgevochten. Maar daar moeten we zelf wél wat voor doen. Voor wat hoort wat.

    Met vriendelijke groeten, Nico

  • Nico Jurgens

    Klopt als een bus, maar dat staat los van de discussie. Boven stedelijke bebouwing is er hoogstens de helft van de windsnelheid van die boven het platteland. Altijd zo geweest. Met een grotere vlucht presteren stadsmolens per uur minder dan dorpsmolens. Ik pleit ervoor om binnen een bepaalde situatie (je kunt niet eisen dat half Amsterdam afgebroken wordt voor een paar molens die op zaterdag draaien) het maximaal haalbare te realiseren. En dat kon dan nog wel eens best meevallen, zelfs voor De Otter.

    Even terzijde: ik heb met meerdere molens gewerkt. De uitersten waren Borkel, waarvan in die tijd nog net een meter of drie van de bovenste wiek boven de bomen uitstak (intussen waarschijnlijk ook niet meer) en de Etersheimer Braak die rondom helemaal vrij staat. Ik heb met traditionele tuigage gemalen, met fokken en met stroomlijnneuzen. Met poldermolenzeeg en met ‘ladders’. Ik weet dus wel wat het verschil is.

    Groeten, Nico