Public relations. Ik heb het nog een keer nagekeken in de handboeken; de officiële definitie is: de managementondersteunende functie binnen een organisatie, die verantwoordelijk is voor het stelselmatig analyseren en onderhouden van de relatie tussen die organisatie en de samenleving, alsmede voor het plannen, programmeren en uitvoeren van het interne en externe communicatiebeleid. Onder PR valt dus niet alleen voorlichting, het is het hele werkveld tot en met public affairs, het lobbyen.
In de ogen van die eigen organisatie - laten we het maar verbreden tot het molenveld - is er nooit genoeg PR. De gedrevenheid en betrokkenheid bij molens kan dan leiden tot een te eenzijdige blik. Als je zegt: er zal nooit een kabinet in Nederland vallen over het molenbeleid, geeft iedereen je gelijk. Maar menigeen zal in zijn of haar hart toch vinden dat molens zo belangrijk zijn, dat alles ervoor moet wijken.
Hoe denkt de Nederlander dan over molens. De ervaring leert dat de meerderheid molens als iets vanzelfsprekends zien. Grote voordeel is wel: vrijwel iedereen weet wat een molen is. Dat een molen onderhouden moet worden, zonder molenaar stil staat en als het even kan de ruimte moet hebben, daar hebben velen echter geen flauw benul van. Stom en verwerpelijk? Nee. Aan ons is de schone taak om de liefde voor molens niet voor onszelf te houden, maar te delen. Bijvoorbeeld door mee te doen aan Nationale Molen- en Gemalendag. Het aantal molens dat daaraan deelneemt daalt elk jaar licht. Minder zin om te draaien en bezoekers te ontvangen? Ik denk dat het ook best eens aan luiheid kan liggen (“ze weten daar in Amsterdam toch wel dat ik elk jaar meedoe, waarom zou ik het enquêteformulier nog invullen”). Het draagvlak voor molenbehoud versterken is echter een taak van ons allen.
Molens zijn voor velen dus iets vanzelfsprekends en dat zie je ook in de ruimtelijke ordening. Ik treed hier niet in de discussie over turbulentie, ik heb daar ook geen verstand van. Maar wat ik wel weet is dat met vrijblijvende maatregelen je er niet komt. Zuid-Holland bijvoorbeeld kent een cultuurhistorische waardenkaart, compleet met cirkels rondom molens en korte beschrijvingen. Maar het is toch vooral de richtlijn van de provincie die gemeenten ertoe aanzet rekening te houden met molens. Hetzelfde geldt voor de molenbeschermingszone die ervoor kan zorgen dat er nagedacht wordt over bouwplannen die de windvang belemmeren of de kwaliteit van de omgeving van molens aantasten. De ruimte in Nederland is schaars en je mag dan net als andere belangengroepen opkomen voor je eigen belang. Het is uiteindelijk aan het bestuur en de politiek om dan keuzes te maken. Het schrappen van 1 op 30 of 100 regels is dan zeer onverstandig; het is in ieder geval een harde norm die de plannenmakers dwingt om na te denken. Nico's benadering om dat van geval tot geval te bekijken mag sympathiek klinken, het werkt niet in de praktijk. Voor al dat (vrijblijvende!) onderzoek klaar is, zijn de plannen al gereed. En dan er nog iets aan doen, dat is het lastigste wat er is.
Dat een klappertjespistool noemen, vind ik overigens een karikatuur. Veel wordt in deze discussie gerefereerd aan De Otter. Van het begin af aan zijn stadsdeel en projectontwikkelaars ervoor gewaarschuwd dat elke nieuwbouwplan de paltrok verder in de verdrukking bracht. Pas toen de omgeving volledig volgebouwd was en de molen niet meer kan zagen, is er ingezet op verplaatsing. De discussie daarna is soms emotioneel en fel. Oké, beleidsmakers houden daar niet zo van. Dat mag best op z'n tijd. Mits er maar goede argumenten achter zitten en die zijn er in Amsterdam.
Het over molens publiceren in bladen is binnen de PR van belang. Probleem is wel dat er geen publiekstijdschrift is, waar je op terug kunt vallen. Ook Vitruvius is dat niet. Pogingen om binnen monumentenland samen te werken, zijn helaas te vaak gestrand. Grootste afwezige bij die publieksvoorlichting is overigens de rijksoverheid. Zelfs aan Open Monumentendag wordt nauwelijks bijgedragen, terwijl dat met 800.000 jaarlijkse bezoekers toch een fantastische kans is om de publieke opinie te beïnvloeden.
Dat PR dus cruciaal is voor de molenwereld is evident. Soms lukt het ook om de gewenste resultaten te bereiken. Het Jaar van de Molens heeft 25 miljoen euro extra voor molens opgeleverd. Danzij een goed en doortimmerd verhaal, beïnvloeding van de publieke opinie door actieve persbenadering, samenwerking met ander organisaties (o.a. de RACM en de molenmakersvereniging) was die extra 15 miljoen van de rijksoverheid begin 2007 er nooit gekomen. Dat er nu veel aan te merken is op de manier waarop dit geld vervolgens verdeeld wordt, doet niets af aan die PR van destijds. Commentaar leveren op MoMo en straks de evaluatie van de Brim en kamerleden daarmee benaderen hoort ook bij het spel. En o ja, Nico. Vorig jaar en dit jaar is de Nationale Molen- en Gemalendag uitgebreid. Dankzij loterijgeld.
Betekent dit nu dat alles van een leien dakje gaat en molenaars zich alleen maar om “hun” molen hoeven te bekommeren. Absoluut niet. Alleen door constant op de trom te slaan (het liefst zonder al teveel intern geheibel) komen molens in de belangstelling en zien Nederlanders hoe belangrijk ze waren voor het ontstaan van ons land en hoe onmisbaar ze zijn in onze omgeving. Soms doe je dat gewoon door te laten zien wat een molen is, soms door actieve voorlichting te geven en soms door gewoon keihard voor het molenbelang op te komen. Zolang je dat met goede argumenten kunt staven en bereid bent tot samenwerking met anderen, loop je dan ook niet het gevaar verweten te worden met molentjes te lopen.
Leo Endedijk