"Discussie Jurgens" Mo/Mo en breder verband

  • Nico Jurgens

    Beste Wim,

    Je kunt het dan wel gekscherend zeggen, maar ik denk dat we er verstandig aan doen dit toch maar in ons achterhoofd te houden. Je zult raar staan te kijken als het zou gebeuren, dus ook hier geldt: liever bange Hannes dan dooie Hannes. De voordracht van Jos Bazelmans kwam voor velen ook als een donderslag bij heldere hemel (hoewel aartspessimisten hier 15 jaar eerder al voor gewaarschuwd hadden).

    Groeten, Nico

  • Andreas de Vos

    Ik snap wat je bedoelt. Ook betreffende het “uithoren” van een bezoeker over wat zijn/haar interesse heeft. Uiteindelijk moet de molenaar/gids open staan voor de interesse en vragen van de bezoeker. Pratende voort kom je dan vaak best wel aan andere zaken toe ook.

    Wat betreft de moleninventaris: net als seinlantaarns, ijsbeitel en dat soort gereedschappen bij een poldermolen heeft elke molen ook gereedschappen die bij het bedrijf horen. Bilhamers, mallen van scherpsels, en noem maar op. Helaas zijn dat zaken die het snelst verdwijnen, misschien zijn er teveel mensen (geweest) die die zaken niet als onderdeel van het monument als geheel zien of hebben gezien. Net als omgekeerd sommige molens vol staan met wezensvreemde zaken.

    Groetsels,

    Andreas de Vos

  • Nico Jurgens

    Nog een suggestie. Lees de boeken van Bicker Caarten; met name ‘De molen in ons volksleven’ en ‘Molenleven in Rijnland’ (alle andere van deze auteur zijn ook zeer aanbevolen); alle boeken van Gerrit Husslage en dan vooral die over het vroegere molenmakers- en molenaarsbestaan in de Zaanstreek, en de boeken van Pieter Boorsma, met name ‘Oud Zaansch molenleven’ (andere ook warm aanbevolen).

    Lees ook de hele discussie over het molenbehoud uit de prille jaren van De Hollandsche Molen en lees ook enkele boeken van Herman de Man. Deze lijst is lang niet uitputtend, maar zo zit je zelf ook in de goede sfeer om bezoekers warm te maken.

    Voor een Noord-Hollandse watermolenaar is bijvoorbeeld ‘Van Rentersluze tot strijkmolen’ van Jan Beenakker warm aanbevolen. En natuurlijk is dit maar het uiterste puntje van het topje van de ijsberg. Ik zou willen dat ik meer tijd had.

    Groeten, Nico

  • Tim Dreessen

    "Ik zou werkelijk geen enkele reden kunnen bedenken waarom een onderzoek door geschoolde mensen zoveel tijd zou moeten kosten dat de plannen al gereed zijn.

    Juist de huidige werkwijze is de oorzaak dat plannenmakers proberen de molenbeweging zolang mogelijk buiten de deur te houden. Niet uit onwetendheid, maar omdat de molenbeweging, net zoals een bepaalde categorie natuurbeschermers, de normale planontwikkeling blokkeert."

    Ik mis de rol van het bestemmingsplan in dit verhaal. Het bestemmingsplan is het enige bindende ruimtelijke ordeningsinstrument dat de molenbiotoop kan beschermen. Daarom is het belangrijk als molenbelanghebbende goed op te letten, dat er een sluitende biotoopregeling in nieuwe bestemmingsplannen opgenomen wordt.

    Volgens mij zie je over het hoofd dat, wanneer er een biotoopregeling van 1:100 of 1:30 in het bestemmingsplan opgenomen is, er niet zomaar plannen voor hogere bebouwing uitgewerkt kunnen worden! Daarvoor is dan eerst een ontheffing (voorheen vrijstelling) voor nodig, die goed gemotiveerd dient te worden. Deze regeling biedt, in ieder geval als uitgangspunt, veel meer duidelijkheid en rechtszekerheid omtrent het ruimtelijke beleid in de molenbiotoop dan onderzoek-van-geval-tot-geval.

    Indien het bestemmingsplan zelf een mogelijkheid biedt van de biotoopregeling ontheffing te verlenen, dan kan hieraan in het bestemmingsplan ruimtelijk relevante voorwaarden gesteld worden. Een voorwaarde kan zijn dat DHM of een vergelijkbare moleninstantie om advies gevraagd wordt op het moment dat men hoger wil bouwen dan de biotooprichtlijn toestaat. Een andere voorwaarde kan zijn dat de initiatiefnemer aantoont dat de landschappelijke waarde en de windvang niet onevenredig verminderd worden. De initiatiefnemer moet in dat geval sowieso onderzoek verrichten.

    Indien er geen binnenplanse ontheffingsmogelijkheid is opgenomen bij de biotoopregeling in het bestemmingsplan, dan kan een (buitenplanse/wettelijke) ontheffing aangevraagd en verleend worden. Dan is het zaak voor molenbelanghebbenden om goed op te letten hoe de ruimtelijke onderbouwing (motivering) bij de (buitenplanse) ontheffing luidt. Wordt er voldoende aandacht besteed aan de molenbiotoop?

    Kortom, als je in ieder geval de 1:30/1:100 regel gewaarborgd ziet in het bestemmingsplan als ‘'stok achter de deur’', liefst met een adviesrol voor een deskundige moleninstantie bij afwijken van de regel, dan moet men wel vroegtijdig aan de bel trekken bij deze moleninstantie voor overleg.

    Daarna kan er -in overleg- altijd nog bekeken worden wat de mogelijkheden zijn voor nieuwe bebouwing, waarbij de molenbiotoop -en de landschappelijke waarde van de molen!- zo min mogelijk aangetast worden.

    Een verplichtende regeling dat men -van geval tot geval- onderzoek moet verrichten naar invloed op de biotoop is naar mijn mening niet alleen erg ver weg en juridisch onmogelijk op dit moment maar het levert ook rechtsonzekerheid op. Zoals je wellicht weet: ‘'wie betaalt, bepaalt’'. Als een projectontwikkelaar een deskundig bureau opdracht verleent voor dit onderzoek, loop je het risico dat je de uitslag van tevoren al kunt raden…daar kennen we voorbeelden genoeg van dacht ik zo (De Otter Amsterdam? De Held Jozua Zaandam?)

  • Nico Jurgens

    Beste Tim,

    Dank voor je uitvoerige reactie en informatie.

    Het is niet zo dat ik dat over het hoofd zie, maar waarom zou de gemeenschap zich enorme beperkingen gaan opleggen terwijl ten eerste: de molens toch al de meest bevoorrechte categorie monumenten is, ten tweede de molens geen functie meer hebben in de productie van levensbehoeften of het uitslaan van water, en ten derde de financiële consequenties van zo’n beperking niet te overzien zijn en daardoor ernstig uit de hand kunnen lopen. Juist dat is de reden dat bijvoorbeeld Winschoten op dezelfde dag dat de molenbeschermingszone werd vastgelegd daar al een eerste ontheffing op verleende. Deze bescherming is dus echt boterzacht.

    Verder is het zo dat Peutz werkelijk elke keer aantoont dat de 1 op 30 regel niet juist is. Ik laat nu in het midden of de metingen en berekeningen van Peutz correct zijn en ik laat ook in het midden of Peutz integer te werk gaat; het enige waar het mij nu om gaat is dat ook hier steeds blijkt dat 1 op 30 boterzacht is. Dan ben je dus je ‘stok achter de deur’ (door mij aangeduid als ‘klappertjespistool’) kwijt, en wat heb je dan nog voor mogelijkheid?

    Vul daarbij aan dat je op deze wijze altijd hopeloos achter de feiten aanloopt.

    In het voorstel dat ik doe is het niet de projectontwikkelaar die het onderzoek laat uitvoeren. In de meeste gevallen zal het de gemeente zijn die betaalt (dat is nu meestal ook al zo) en zou dus ook opdrachtgever kunnen zijn voor het onderzoek. Als de gemeente het vertrouwen heeft dat er naar oplossingen gezocht wordt in plaats van naar problemen, bestaat er geen enkel bezwaar tegen dat de gemeente opdrachtgever is. Vanwege de terugtredende overheid zou ik me ook kunnen voorstellen dat de gemeente alleen maar loket is en het verlenen van de opdracht tot het onderzoek overlaat aan een onafhankelijke instantie.

    Een dergelijke regeling vraagt veel medewerking van álle partijen, want ook hier vragen we de samenleving om een groot offer te brengen. Als jouw buurman de tuinafscheiding een meter verplaatst zodat die op jouw grond komt, dan pik je dat niet. Waarom zou de gemeenschap het dan wel pikken als de molenbeweging zo’n onevenredig grote claim op de ruimte legt? Je hebt nu hoogstens kans dat de 1 op 30 regel en 1 op 100 regel wél geïmplementeerd worden omdat er inmiddels voldoende ervaring mee is dat die regels boterzacht zijn. Dan kun je het als projectontwikkelaar op het laatste moment laten aankomen en vervolgens sla je de molenbeweging knock out. Dan ben je nog veel verder van huis. Maar door het overleg in een zo vroeg mogelijk stadium te starten en door goed beslagen ten ijs te komen, kunnen synthesen gezocht worden waar alle partijen mee zouden kunnen instemmen.

    Het bestemmingsplan rond De Held Jozua is al in een vroeg stadium besproken; ik schat zeker zeven jaar geleden. De Hollandsche Molen heeft deel genomen aan dat overleg. Als DHM van 1 op 30 had kunnen afstappen en meegezocht had naar aanvaardbare oplossingen (dus ook aanvaardbaar voor de molen) was er waarschijnlijk meer mogelijk geweest dan wat er nu uit de bus gekomen is. Ik meen dat dat bij De Otter ook zo is.

    Dat archeologisch onderzoek verplicht is, komt voort uit het Verdrag van Malta. Nederland was van alle Europese landen het laatste land dat dit verdrag geratificeerd heeft. In veel landen wordt geen onderscheid gemaakt tussen ondergronds en bovengronds erfgoed. Nederland heeft dat onderscheid wel gemaakt waardoor het bovengronds erfgoed veel minder bescherming geniet dan het ondergrondse. Je zou haast gaan denken dat Nederland is afgedaald tot het niveau van een Sovjetrepubliek, maar de werkelijkheid is dat Nederland vol is en er bij elke ruimtelijke activiteit veel en grote belangen meespelen. Daarom wil Nederland zich niet klem zetten. Nederland zit ook al klem met de Habitatrichtlijn. Ik ben meer dan voldoende natuurliefhebber om het belang van de Habitatrichtlijn in te zien, maar tegelijk zie je dat er rampen uit voortkomen. Heel Nederland wordt op den duur stilgelegd. Daarom geloof ik dus absoluut niet dat de Nederlandse overheid staat te trappelen van ongeduld om de 1 op 30 regel en de 1 op 100 regel in de wet te implementeren.

    Groeten, Nico

  • Andreas de Vos

    Hallo Nico,

    Even een linkje naar een reactie in de andere draad (Discussie Jurgens)

    http://molen.prikpagina.nl/read.php?f=355&i=67973&t=67845

    Klopt dat ongeveer?

    Toch denk ik dat niet alles met windtunnelonderzoek is af te vangen, want hoe zie je dat met groenvoorziening? Een gebouw bouw je volgens tekening en tenzij er een uitbreiding op komt blijft het zoals het gebouwd is. Vertel dat maar eens tegen een boom…

    Groetsels,

    Andreas de Vos

  • Nico Jurgens

    Beste Andreas,

    Die was inderdaad even buiten beeld geraakt.

    Op zich is dat juist, maar ik zou nog een stap terug willen: naar de gemeente die wil in- of uitbreiden. Op dat moment is natuurlijk nog lang niet bekend wat voor gebouwen er komen, hoe hoog en in welke vormgeving. Nadeel is dat je dan nog geen windtunnelonderzoek kunt laten doen, voordeel is dat het hele apparaat wel in beweging gebracht kan worden zodat de molenbiotoop van begin af wordt meegenomen. Ik zou liever door de gemeente laten betalen; dan schat ik de kans kleiner op ‘u vraagt, wij draaien’ door onderzoeksbureaus. Wel is het zinvol beide onderzoeken (dus ongewenste luchtstromingen etc. en de molenwind) te combineren. Een daartoe in het leven geroepen bureau zou dan moeten participeren in dat windtunnelonderzoek om te zoeken naar oplossingen voor de molenwind. Dat vraagt professionele kennis en creativiteit, maar die zijn te vinden.

    Groenvoorzieningen zijn van totaal ander kaliber. Inderdaad trekt een boom zich weinig aan van windtunnelonderzoek, maar een boom trekt zich ook niets aan van de 1 op 30 regel. Bomen zijn meestal een groter probleem dan gebouwen omdat je gebouwen aërodynamisch vorm kunt geven, maar met een boom heeft dat geen zin. Bomen veroorzaken geen turbulenties maar absorberen de energie uit de wind. Met bomen (met name loofbomen zolang ze in het blad zitten) heb je geen last van stilvallen van de molen door de oorzaak die ik in mijn artikel beschreef, maar de molen gaat wel langzamer draaien, en wat nog erger is: halve windsnelheid levert een achtste deel van het vermogen. Met een loofbos vlak voor je molen kun je dus wel draaien, maar zelden malen. Het is ook ontzaglijk moeilijk bomen weg te krijgen of te laten snoeien. Toen ik met de molen van Borkel draaide, kwam de gemeente eens met groot materieel. Ik dacht: “nu gaat het gebeuren”. Verkeerd gedacht; alleen de onderste twijgjes werden gesnoeid omdat de wandelaars daar hinder van hadden. Ik heb op meerdere niveaus met de gemeente gepraat, ik heb met de inwoners van het dorp gepraat. Niets bracht de gemeente tot het besluit om ook maar iets aan de bomen te doen. De meeste dorpsbewoners wilden die bomen niet kwijt. Wel hebben enkele particulieren hun tuin opgeruimd waarbij tientallen bomen het loodje legden. Niet vanwege de molen, maar omdat die bomen een bedreiging gingen vormen voor hun huis.

    Hier zie ik echt geen enkele wettelijke mogelijkheid; veel bomen genieten zelfs wettelijke bescherming. Ik denk dat ook hier goede PR de enige, maar uiterst kleine mogelijkheid is. Niet om mensen uit te leggen dat windmolens wind nodig hebben, want dat snapt bijna iedereen, maar om de sympathie van de gemeenschap te winnen. De gemeenschap moet namelijk weer een offer brengen. De mensen zijn gehecht aan al dat groen; het geeft beslotenheid. Bomen houden ook de ergste (dus voor gewone burgers hinderlijke) wind tegen. Daar moeten ze afstand van doen en dat gaat alleen als ze sympathiseren met het molenbehoud. De natuurbescherming is er beter in geslaagd de sympathie van de mensen te winnen dan de organisaties op het gebied van het cultureel erfgoed. Het heeft weinig zin mensen uit te leggen hoe belangrijk molens in het verleden waren, want dat nemen ze voor kennisgeving aan. We leven niet in het verleden en molens zijn nu niet belangrijk meer. Misleidende verhalen over rampen die met de molen gaan gebeuren als de bomen blijven staan, werken ook niet; de mensen zijn daar te intelligent voor. We zullen ons best moeten doen waardoor de molen voor veel meer mensen een bron van inspiratie wordt. Misschien willen ze dat offer dan brengen.

    En, als het dan echt niet anders kan, als de bomen jaarlijks weer een meter hoger worden, dan zou ik me kunnen voorstellen dat we toch maar iets aan de wieken veranderen. Ik had die plankjes niet voor niks bedacht, want ik schreef wel in het onderschrift dat ik ze alleen toepaste in combinatie met volle zeilen, maar in de praktijk was dat dus bijna altijd. Op één van de Nationale Molendagen heeft een goede amateurfilmer alle molens in de Noord-Brabantse Kempen gefilmd. De zeilvoering op de verschillende molens verschilde op één en dezelfde dag van lege hekken tot vier volle; de plankjes had ik toen nog niet gemaakt. Met vier volle was de molen van Borkel niet de molen die het snelst draaide terwijl de filmer daar juist kwam toen de wind op zijn sterkst was. Nogmaals, ik beschouw het als noodmaatregel, maar als de nood echt aan de man komt …

    Groeten, Nico

  • Tim Dreessen

    ''Het is niet zo dat ik dat over het hoofd zie, maar waarom zou de gemeenschap zich enorme beperkingen gaan opleggen terwijl ten eerste: de molens toch al de meest bevoorrechte categorie monumenten is, ten tweede de molens geen functie meer hebben in de productie van levensbehoeften of het uitslaan van water, en ten derde de financiële consequenties van zo’n beperking niet te overzien zijn en daardoor ernstig uit de hand kunnen lopen.''

    Dat laat onverlet dat een regeling van de molenbiotoop in het bestemmingsplan m.i. noodzakelijk is en blijft, waarna altijd overleg kan plaatsvinden in het kader van een evt. ontheffing. Je moet als molenwereld toch staan voor je zaak?

    “Verder is het zo dat Peutz werkelijk elke keer aantoont dat de 1 op 30 regel niet juist is. Ik laat nu in het midden of de metingen en berekeningen van Peutz correct zijn en ik laat ook in het midden of Peutz integer te werk gaat; het enige waar het mij nu om gaat is dat ook hier steeds blijkt dat 1 op 30 boterzacht is. Dan ben je dus je ‘stok achter de deur’ (door mij aangeduid als ‘klappertjespistool’) kwijt, en wat heb je dan nog voor mogelijkheid?”

    Juridisch zijn regelingen als de 1:100 en de 1:30 regeling geaccepteerd door de rechter, of het echt om een boterzachte regeling gaat valt daarom te bezien. Waarom zou je jezelf in de voeten (willen) schieten door ervan af te stappen? Als je in de maatschappelijke belangenafweging het onderspit dreigt te delven, moet je roeien met de riemen die je hebt, en die goed vasthouden. Zou je dan een eerlijke kans krijgen om het molenbelang te verdedigen in de maatschappelijke discussie zonder bindende regeling in het bestemmingsplan?

    "Vul daarbij aan dat je op deze wijze altijd hopeloos achter de feiten aanloopt.

    In het voorstel dat ik doe is het niet de projectontwikkelaar die het onderzoek laat uitvoeren. In de meeste gevallen zal het de gemeente zijn die betaalt (dat is nu meestal ook al zo) en zou dus ook opdrachtgever kunnen zijn voor het onderzoek. Als de gemeente het vertrouwen heeft dat er naar oplossingen gezocht wordt in plaats van naar problemen, bestaat er geen enkel bezwaar tegen dat de gemeente opdrachtgever is. Vanwege de terugtredende overheid zou ik me ook kunnen voorstellen dat de gemeente alleen maar loket is en het verlenen van de opdracht tot het onderzoek overlaat aan een onafhankelijke instantie."

    Of de gemeente of een particulier opdrachtgever is voor het onderzoek, maakt dat bureau meestal niet uit denk ik.

    Groeten,

    Tim

  • Nico Jurgens

    Beste Tim,

    Zoals ik al noteerde: de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt mogelijkheden. Dan is het aan ons om die mogelijkheden te benutten. Met de voorbeelden die ik geef, blijkt steeds dat (vooral) de 1 op 30 regel en de 1 op 100 regel niet voldoen. Laat ik een heel ander voorbeeld geven. Auto’s zijn vieze dingen en het besef bestaat allang dat ze schoner moeten worden. Sommige fabrikanten hebben kosten nog moeite gespaard om schone motoren te ontwikkelen. Vervolgens komt er een wettelijke verplichting om een katalysator te monteren. Een fabrikant die een auto levert met schone motor én katalysator verliest zijn omzet aan fabrikanten die auto’s leveren zonder schone motor en alleen een katalysator. Miljarden weggesmeten om vervolgens de omzet kwijt te raken! Niet het middel is heilig, maar het doel (en zelfs dat niet altijd).

    Het gaat niet om 1 op 30 of 1 op 100, het gaat om cultuurhistorische waarde. Draaien en malen zijn daar delen van. Natuurlijk geeft het begrip ‘cultuurhistorische waarde’ een rechter minder houvast dan een morbide regeling, maar dan is het aan ons om de cultuurhistorische waarde zo te definiëren dat een rechter daar wel mee uit de voeten kan.

    Wij moeten er niet bij voorbaat vanuit gaan dat gemeenten verkeerde bedoelingen hebben, want dat is niet zo. Het is wel een probleem dat het land zo langzamerhand een puinhoop wordt door de deregulering. Dankzij de kredietcrisis is Nederland nu ook met de neus op de feiten gedrukt. Beschaving impliceert samenwerking en samenwerking impliceert hoge belastingen en ver doorgevoerde regelgeving. Ik las in een opiniestuk dat enkele projectontwikkelaars Elco Brinkman in een vliegtuig hebben gehesen zodat hij met eigen ogen kon zien waar de deregulering (men noemt dat met een eufemisme ‘zelfregulering’) toe geleid heeft. Dus zelfs onder projectontwikkelaars zijn er met goede wil en hart voor het landschap. Dan moeten wij met die mensen samenwerken en ze niet in het harnas jagen met de 1 op 30 regel. Wij staan niet alleen, wij neigen ertoe om zelf alleen te gaan staan. De molen als uitzondering!

    Groeten, Nico Jurgens

  • Tim Dreessen

    Nico,

    je verhaal is duidelijk, het gaat om samenwerking met gemeente in het geval van nieuwbouw/uitbreiding/inbreiding. Ik heb overigens zelf meegemaakt dat een gemeente de projectontwikkelaar dwong om een bouwplan aan te passen, om het aan de 1 op 30 regel te laten voldoen. Het kan natuurlijk ook minder gunstig uitpakken, het is net hoe serieus een gemeente de molenbiotoop neemt. Meedenken met de gemeente kan een hoop schelen.

    Maar hoe zie je dat dan in het geval een overactieve vrijwillig molenaar bij de gemeente aanklopt om die vermaledijde (bestaande!) bomen vlak bij zn molen eindelijk eens plat te krijgen?

    Moet die molenaar een onderzoek verrichten naar de cultuurhistorische waarde van de molenomgeving, ook als die inmiddels behoorlijk is ‘'verparkt’' en er dus bar weinig over is van de oorspronkelijke cultuurhistorische omgeving? Ik denk dat je dan niet echt serieus genomen wordt. Tuurlijk, dit is een andere situatie dan de situatie van stadsuitbreiding-of inbreiding. Maar mijn punt is, een 1 op 30 regel biedt een veel beter beeld biedt van de ruimte die een molen nodig heeft dan een vaag begrip als cultuurhistorische waarde. Daarmee is het een hanteerbaar criterium waarnaast overleg altijd mogelijk kan zijn.

    1 op 30 vind ik trouwens al behoorlijk soepel hoor, daarbinnen is het een en ander mogelijk voor een projectontwikkelaar. op 400 meter kun je tot 13,33 meter boven de onderste wiekpunt bouwen, op 100 meter 3,33 meter (bungalowachtige bebouwing).