Als dit over de wentelas staat bij krimpend kruien, dan staat dat er fout.
Als je de molen krimpend kruit, gaat de bovenbonkelaar of -schijf, en daarmee het gaandewerk, juist de goede kant op.
Mijn conclusie: ruimend kruien met een hei of stamper naar beneden is riskant, krimpend kruien niet (maar lijkt mij evenmin raadzaam vanwege onnodige wrijving en slijtage).
N.B. Niet zeuren over een standerd-oliemolen!
Maar stel dat je een oliemolen ruimend gaat kruien en één of andere onverlaat heeft een hei of stamper laten zakken (of je collega is de vorige maaldag iets vergeten), dan lijkt mij dit bijzonder vervelend. In het ergste geval zul je de andere kant om moeten kruien. In het andere geval moet je, terwijl je nog moet kruien(!), de het kruis zover proberen rond te draaien, dat de bewust hei of stamper kan worden geschort.
Overigens houdt dit een belangrijke consequentie in voor een in vol bedrijf zijnde oliemolen: niet opletten bij een weersomslag (bijvoorbeeld bij zeewind aan het einde van een warme zomers dag) en achteruitdraaien van een oliemolen leidt, als dit een beetje snel gebeurt, tot brokken: gebroken spaken, vuisten of kammen/staven.
Niet om het één of ander, maar mijn grote vriend Sipman kleunt ook stevig mis in deze. Kijk maar op pagina 423 van ‘Molenbouw’. Daar staat, geloof het of niet en sla het anders maar meteen na: “Bij het kruien moest de vang worden gelicht. Kruiing in de richting tegen zon bracht nl. achteruitdraaiing van het gaande werk”.
Let wel: met ‘tegen zon’ kan hij alleen maar ‘krimpend kruien’ bedoelen. Dat klopt volgens mij dus pertinent niet!
Vraag: heeft iemand ooit de vang gelicht voordat hij/zij ging kruien, om reden van achteruitdraaien van het gaandewerk? Stel dat de (olie)molen precies halfom moet? Dan is het lichten van de vang toch kul/buitengewoon riskant/waanzin?
Groet,
Leo